Prachtige diana-uil: lentekleuren bij een herfstvlinder
De VlinderstichtingHeel veel nachtvlinderliefhebbers kennen de diana-uil, al hebben ze er nog nooit een gezien. Het is zo'n vlinder die, als je de nachtvlindergids doorbladert, opvalt en blijft hangen. Het is dan ook een vrij grote en opvallend gekleurde vlinder. De diana-uil (Griposia aprilina) staat te boek als vrij zeldzaam, maar de laatste jaren worden er veel meer gezien dan vroeger. Ook dit jaar is de diana-uil regelmatig gemeld. De vlinder komt verspreid over het land voor, vooral op de Veluwe, in Friesland, Zuid-Limburg en de duinen. Het aantal waarnemingen neemt sinds 2000 licht toe, maar de afgelopen jaren worden er duidelijk veel meer gezien. Opvallend is dat, ondanks de toename in het aantal dat wordt waargenomen, er geen sterke uitbreiding lijkt plaats te vinden. Op de bestaande vliegplaatsen worden de aantallen groter, maar het globale verspreidingsgebied in Nederland verandert niet. De diana-uil vliegt met name in september en oktober.
Hoe deze opvallende nachtvlinder aan haar Nederlandse naam is gekomen, is niet echt duidelijk. In een Vlaams natuurbericht schrijft Wim Veraghtert van Natuurpunt Studie: “Diana wordt gezien als de Romeinse godin van de jacht, beschermster van de kuisheid en maagdelijke heerseres over de wouden en wilde dieren. Maar hoe de Diana-uil aan deze godin moet worden gelinkt, is niet meteen duidelijk. Hoe het ook zij: het is een prachtige nachtvlinder. De Engelsen noemen hem zelfs 'Merveille du jour', het wonder van de dag”. De rupsen leven op eik en mogelijk ook andere loofbomen. De jonge rups leeft in de uitlopende knoppen van de waardplant. Oudere rupsen foerageren 's nachts op de bloemen en de bladeren en verbergen zich overdag in een schorsspleet. De rups maakt een stevige cocon in de grond dicht bij de waardplant en verpopt zich daarin een aantal weken later. De eieren worden afzonderlijk of in kleine groepjes afgezet op een tak of in een schorsspleet en overwinteren.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting (met dank aan Wim Veraghtert, Natuurpunt Studie)
Foto’s: Jurriën van Deijk
Kaart: NDFF