Kunnen kunstmatige mosselriffen Griend stabiliseren?

OBN Natuurkennis
5-OKT-2021 - Griend is een bijzonder eiland in de Waddenzee. Jaarlijks broeden er duizenden vogels, waaronder kokmeeuw, grote stern en drieteenstrandloper. Al sinds de aanleg van de Afsluitdijk in 1932 dreigt het eiland weg te spoelen door toegenomen getijslag. Sindsdien wordt er van alles gedaan om dit vogelparadijs te behouden. OBN onderzocht of herstel van mosselriffen het tij zou kunnen keren.

Stormvloedschoorwaleiland

Griend is een zogenaamd stormvloedschoorwaleiland. Dat soort eilanden ontstaat in een binnenzee of intergetijdengebied, onder invloed van extreem weer. Stormvloed werpt zand en schelpen op tot een sikkelvormige schoorwal. In de luwte van die schoorwal ontstaat een kwelder, waar zich vegetatie kan ontwikkelen. In de loop der tijd erodeert de schoorwal en groeit de kwelder aan, waardoor het eiland gaat ‘wandelen’. In het verleden wandelde Griend ongeveer zeven meter per jaar. Nu wordt er gezocht naar een manier om de natuurlijke dynamiek in stand te houden, zonder dat het eiland helemaal verdwijnt.

Op het wad nabij Griend

Natuurmonument

In 1916 kocht Natuurmonumenten voor 1000 gulden het maairecht voor Griend. Sinds die tijd vindt er veel vogelonderzoek plaats en zijn er ook verschillende ingrepen gedaan om te voorkomen dat het eiland verdrinkt. De natuurlijke dynamiek is hierdoor wel aan banden gelegd. Griend wandelt niet meer. In 2016 waren de laatste grote herstelmaatregelen. Er is toen onder andere 200.000 kubieke meter zand opgespoten. Ook zijn er schelpenruggen aangelegd. Om meer dynamiek toe te laten is hier en daar vegetatie afgeplagd en is een duinenrij afgetopt. In het kielzog van deze herstelmaatregelen is een omvangrijk onderzoeksproject opgestart.

Kunstriffen op het wad

Een stormvloedschoorwaleiland staat nooit op zichzelf. Het is onlosmakelijk verbonden met de omringende wadplaten, de geulen en uiteindelijk ook de Noordzee. Het OBN-onderzoek richtte zich daarom op de vraag wat de invloed van mosselen op het wad is op de directe omgeving. Om hierachter te komen plaatsten de onderzoekers tien kunstmatige mosselriffen van vijf meter lang. Deze kunstriffen waren gemaakt van biopolymeren op basis van aardappelzetmeel. Ze hadden een honingraatstructuur, waarin mossels zich comfortabel en beschut kunnen vestigen. Drie jaar lang werden de kunstriffen gemonitord.

De kunstriffen op het drooggevallen wad

Meer zandafzetting en waterleven

De kunstriffen bleken een succes: er vestigden zich op de kunstriffen zelfs meer mosselen dan op de natuurlijke mosselbanken. Metingen laten zien dat de kunstriffen ongeveer dertig procent van de golfhoogte kunnen dempen bij waterstanden onder de halve meter. Op de landzijde van de kunstriffen is plaatselijk elf centimeter zand afgezet. Ook zorgden de kunstriffen voor een toename in het aantal soorten garnalen, krabben, vis en overige marine fauna. 

Een beter functionerend systeem

Hoewel de resultaten van het onderzoek in principe positief zijn, liet de stevigheid van de kunstriffen behoorlijk te wensen over. Ze vielen vrij snel uit elkaar, vanwege de sterke golfslag en stroming, kruiend ijs en zware stormen, maar ook door de biologische afbraak van het materiaal. Voor grootschalig mosselbankherstel moet daarom eerst een beter functionerend systeem worden ontwikkeld. Het onderzoek laat wel duidelijk zien dat de relatie tussen het wad en het schoorwaleiland zeer belangrijk is voor de stabiliteit en biodiversiteit van het eiland. Bij toekomstige beheerstrategieën moet daarom het hele dynamische systeem in de ruimere omgeving worden geïntegreerd.

Metingen op Griend

Meer onderzoek

Het experiment met de kunstriffen was onderdeel van een breder OBN-onderzoek dat aanhaakte op het onderzoeksprogramma ‘Herstel van Griend’ van Natuurmonumenten. Laura Govers en Valérie Reijers schreven daar een boek over: Griend, een bewogen eiland, uitgegeven bij de KNNV.

Download het OBN-rapport ‘Habitat-overstijgende interacties in het Waddengebied’ (pdf; 5,8 MB).

Tekst: Sofia Opfer, Kennisnetwerk OBN
Foto's: Laura Govers; Vera Dalm; The Field Company