Naar meer biodiversiteit in sloten veenweidegebied
OBN NatuurkennisUit het Living Planet Report Nederland 'Natuur en landbouw verbonden' van het WNF blijkt dat het niet goed gaat met natuur en soorten in het landelijke gebied: de omvang van populaties van soorten in het agrarisch gebied zijn gemiddeld gehalveerd sinds 1890. Zo is de gemiddelde populatieomvang van graslandvlinders tussen 1890 en 1990 met ongeveer tachtig procente afgenomen, kenden akkerplanten tussen 1900 en 2000 een afname van veertig procent en zijn boerenlandvogels tussen 1900 en 1990 gehalveerd.
Met Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), dat onderdeel uitmaakt van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB), is in 2016 een nieuw stelsel gestart om hierin verbetering aan te brengen. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen de leefgebieden Open grasland, Open akkerland, Droge en Natte dooradering en de categorie Water. De zogenaamde ’natte dooradering’ van het landelijk gebied, met meer dan driehonderdduizend kilometer lengte aan sloten en duizenden poelen, is voor een groot deel in beheer bij agrariërs. De grotere watergangen (vaarten, boezemwateren) worden beheerd door waterschappen. Het beheer van sloten en slootkanten is niet alleen vanuit het ANLb van belang, maar óók voor een breed spectrum aan andere (beleids)doelen zoals de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en nog breder, voor de biodiversiteit, en maakt onderdeel uit van het typisch Nederlands cultuurlandschap.
De agrarische beheerders, samenwerkend in collectieven, en de waterbeheerders hebben het vermoeden dat de ‘natte dooradering’ meer voor het behouden en vergroten van de biodiversiteit kan worden ingezet dan nu het geval is. Uitgangspunt is dat de fysieke vormgeving en het beheer van sloten veel mogelijkheden bieden om de natte dooradering voor de diverse doelsoorten geschikter te maken. In dit onderzoek gaat het met name om het veenweidegebied. Dit omdat de problematiek sterk verschilt tussen de landschappen, in het veenweidegebied natte dooradering zeer kenmerkend is en het overgrote deel aan sloten in het veenweidegebied ligt.
Waterkwaliteit en beheer
Er is een nauwe samenhang tussen waterkwaliteit, slootbeheer, oeverbeheer en de omgeving. De abiotische waterkwaliteit van sloten in het veenweidegebied is van grote invloed op de vestiging, ontwikkeling en instandhouding van soorten en populaties. Te veel voedingsstoffen en een tekort aan zuurstof zijn problematisch, evenals te veel chloride of grote wisselingen in het chloridegehalte.
Verbetering van de waterkwaliteit verbetert de kansen voor de meeste ANLb-soorten. In agrarische gebieden vormt de landbouw nog veelal de belangrijkste bron van voedingstoffen in sloten. Maatregelen om de waterkwaliteit in de sloten te verbeteren (bijvoorbeeld verhogen van grondwaterpeilen, aanleggen van onbemeste bufferstroken, schonen, baggeren) hebben voor een belangrijk deel dan ook betrekking op het huidige landgebruik.
Stappenplan en Dashboard
In het agrarisch gebied staan soorten onder zware druk, maar hoe staat het precies met de biodiversiteit in die sloten? In het onderzoek zijn de omgevingskenmerken van ANLb-doelsoorten en KRW-indicatorsoorten (macrofauna, waterplanten) nader bekeken in een uitgebreide regressie-analyse en gecombineerd met kansenkaarten en hotspotkaarten. Methode en resultaten worden vervolgens gekoppeld aan praktische beheeradviezen en aanbevelingen voor boeren, collectieven, waterschappen, provincies en terreinbeheerders.
Voorbeelden van praktische resultaten zijn het Dashboard en het Stappenplan. Hierin wordt gepresenteerd hoe betrokken partijen invloed kunnen hebben op stuurfactoren en aan stuurknoppen kunnen draaien ten behoeve van de lokaal aanwezige ecologische kwaliteit. Dit van zeer lokaal (sloot)niveau (agrariër) tot regionaal (polder)niveau (collectieven) tot op landelijk beleidsniveau (provincie, ministerie).
De belangrijke stuurfactoren en stuurknoppen voor de lokaal aanwezige ecologische kwaliteit in de natte dooradering zijn vereenvoudigd weergegeven in het Dashboard. Stuurknoppen met maatregelen ten behoeve van lokale ecologische kwaliteit hebben betrekking op abiotische water- en waterbodemkwaliteit; abiotische oever- en perceelbodemkwaliteit; inrichting van de natte dooradering en beheer van de natte dooradering.
De grootte van de stuurknoppen geeft een inschatting van in welke mate een stuurfactor door die actor de ecologische kwaliteit kan beïnvloeden (groot-matig-weinig). Bij de knoppen staan voorbeelden van mogelijk geschikte maatregelen beschreven. Er hoeft niet per se voor één van de opties gekozen te worden. Een combinatie van maatregelen is zeer goed mogelijk. Stuurknoppen en actoren hebben ook interacties met elkaar. Zo kunnen inrichtings- en beheermaatregelen grote invloed hebben op de water- en bodemkwaliteit.
Het Stappenplan fungeert als een ‘kookboek’ hoe men te werk zou kunnen gaan bij zowel de beoordeling van sloten als het nemen van maatregelen. Daarbij is onderscheid gemaakt in schaalniveau (landschapsschaal, polderschaal en slootschaal) en ook in welke partijen (provincie, collectief, agrariër) betrokken zijn bij welke stappen. Het accent ligt daarbij op de ANLb-doelsoorten. Door de ANLb-beheerpakketten op de juiste plekken af te sluiten, uit te voeren en te monitoren is de biodiversiteit te vergroten.
De resultaten van het onderzoek (inclusief een uitgebreide toelichting op bovenstaande Dashboard en Stappenplan) zijn gepubliceerd in het rapport Gebiedskenmerken en het beheer van doelsoorten in het agrarisch leefgebied “Natte dooradering” (pdf; 14,9 MB) en zullen op 15 juni door de onderzoekers van RAVON en Sovon Vogelonderzoek Nederland worden gepresenteerd op het OBN Webinar Natte Dooradering: biodiversiteit in sloten veenweidegebied.
Meer informatie
- Rapport Gebiedskenmerken en het beheer van doelsoorten in het agrarisch leefgebied “Natte dooradering” (pdf; 14,9 MB)
- OBN Webinar Natte Dooradering: biodiversiteit in sloten veenweidegebied (15 juni 2021)
Tekst: Neeltje Huizenga, Kennisnetwerk OBN
Foto's en figuren: Henk Sierdsema (leadfoto: laagveensloot met goed ontwikkelde oever bij Kamerik); Ronald Zollinger