Effecten klimaatverandering in de Noordzee: meer biomassa tong, maar kleinere aantallen
Wageningen Marine ResearchDrie scenario's van klimaatverandering, geïnspireerd op de projecties van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) voor 2040, werden getest door marien ecoloog Van de Wolfshaar. Dat deed zij door een larventransportmodel voor tonglarven te combineren met een DEB (Dynamic Energy Budget) model, om het lot van eieren tot aan jonge tongetjes (Solea solea) te bepalen. Hiervan werden de resultaten vergeleken met een referentiesituatie die representatief is voor de huidige klimaatomstandigheden, en het klimaat beschrijft aan de hand van temperatuur, stroming en wind in de Noordzee voor de periode 2003-2011. Het larventransportmodel beschrijft hoe larven zich verspreiden in de Noordzee, vanaf de paaigronden richting de kinderkamers, op basis van stroming. De locaties van de paaigronden en de hoeveelheid en timing van de gemodelleerde larven werden gebaseerd op in wetenschappelijke literatuur gedocumenteerde veldgegevens.
Temperatuur bepaalt metamorfose moment en timing transport naar kinderkamers
De temperatuur van de Noordzee bepaalt de groei van de tonglarven, en daarmee ook het moment van metamorfose waarin ze in platvis veranderen. Na de metamorfose vestigt het jonge tongetje zich op de bodem, en is bij een succesvol transport door stromingen dan in een kinderkamer aangekomen. Tongetjes die hier niet zijn terechtgekomen na het moment van metamorfose worden als verloren beschouwd. Vervolgens is het groeimodel gebruikt om, op basis van het temperatuurverloop in elk kraamgebied, de groei van de kleine tongetjes die de kinderkamers hebben bereikt te modelleren. Het temperatuurverloop in deze gebieden is afkomstig van de scenario’s van het larventransportmodel. Ook levert dit model de aankomstdata en de hoeveelheid jonge tongetjes.
Toekomstige klimaatscenario’s; een hogere biomassa en een verminderde kans op overleving in het eerste jaar
Bij klimaatveranderingsscenario’s waarbij veranderingen in variabelen als stroming, wind, watertemperatuur en paaiperiode werden meegenomen, resulteert een gelijke hoeveelheid eieren tot meer tongetjes in de kinderkamers. Daarnaast resulteert een vroegere aankomst van tongetjes in grotere jonge vis aan het einde van de zomer. Vervroegde aankomst leidt echter tot een hogere sterfte in de kinderkamers door in het begin een langzame groei van de jonge tongetjes in het voorjaar. Toekomstige klimaatscenario's leiden uiteindelijk tot een hogere biomassa en een verminderde kans op overleving, en daarmee lagere aantallen aan het einde van het eerste levensjaar.
Impactbepaling klimaatverandering op vispopulaties vraagt om inzicht levensfasen vis en gebiedsgebruik
Hoe dit onderzoeksresultaat zich vertaalt in veranderingen op de totale tongpopulatie en visserijbeheer, behoeft nader onderzoek, vertelt Van de Wolfshaar: “Desalniettemin toont deze studie dat processen die levensfasen van vis en gebiedsgebruik met elkaar verbinden van cruciaal belang zijn om mogelijke gevolgen van toekomstige klimaatomstandigheden op de populatiedynamiek en beheer te begrijpen en te voorspellen.”
Meer informatie
Lees het volledige artikel in het ICES Journal of Marine Science.
Tekst: Karen van de Wolfshaar en Cecile Leuverink, Wageningen Marine Research
Foto: Ingrid Tulp (Jonge tong in de Waddenzee)