Meer bont dikkopjes en grote weerschijnvlinders in Het Groene Woud
ARK Rewilding Nederland, De VlinderstichtingTijdens het onderzoek werden meer dan tachtig locaties in Het Groene Woud, het gebied tussen Den Bosch, Eindhoven en Tilburg, beoordeeld op basis van de habitateisen van de grote weerschijnvlinder en het bont dikkopje. Het blijkt dat maar een klein aantal van deze plekken nu al geschikt leefgebied zijn. Zelfs de locaties die nu al geschikt worden bevonden, hebben te kampen met verdroging.
Habitateisen
De grote weerschijnvlinder was tot voor kort een zeldzame standvlinder, maar breidt zich uit. Het bont dikkopje is nog steeds een vrij zeldzame standvlinder. Beide vlinders komen voor op open plekken in het bos, zoals bosranden en brede bospaden in vochtige omstandigheden. De waardplant voor de grote weerschijnvlinder is een breedbladige wilg, zoals de boswilg en grauwe wilg, het liefst groeiend in de halfschaduw. Ze voeden zichzelf met sap uit bloedende bomen en honingdauw. Mannetjes hebben ook nog mineralen nodig, die ze uit dierlijke ontlasting en kadavers halen. Deze mannetjes verzamelen zich midden op de dag bij een markante boom, de masterboom. De waardplanten van het bont dikkopje zijn hennegras en pijpenstrootje. In tegenstelling tot de grote weerschijnvlinder, voedt het bont dikkopje zich met nectar van verschillende bloemen. De voornaamste nectarplanten zijn braam en echte koekoeksbloem. Verder is het belangrijk dat er veel zonlicht aanwezig is in het leefgebied van deze vlinder.
Maatregelen nodig
Om de verbinding tussen de Kampina en de Scheeken voor de twee vlindersoorten te verbeteren is het belangrijk om het grondwaterpeil omhoog te brengen om zo de geschikte leefgebieden te behouden en liefst te vergroten. Dit is mogelijk door bijvoorbeeld geulen af te dammen of te verwijderen. Om open plekken te behouden, en voor de ontwikkeling van brede bosranden, is het van belang dat de leefgebieden toegankelijk zijn voor wild en grote grazers. Doordat reeën, runderen en edelherten verschillende eetgewoontes hebben, zorgen zij voor structuur in overgangen van bos naar open plekken. Daarnaast profiteert de grote weerschijnvlinder ook van de ontlasting en de kadavers van deze dieren. Op enkele onderzochte locaties zijn geen waard- en/of nectarplanten aanwezig. Het is relevant om te bekijken waarom deze hier niet groeien en wat er gedaan kan worden om op deze locaties de groei hiervan te stimuleren. Omdat het bont dikkopje niet erg mobiel is, is het nodig dat geschikte locaties tussen de Kampina en de Scheeken met elkaar verbonden worden. Door braamstruwelen zich te laten ontwikkelen met daartussen stapstenen in de vorm van voortplantingshabitat ontstaat er weer geschikt leefgebied en dus een natuurlijke verbinding voor het bont dikkopje. De grote weerschijnvlinder heeft deze verbindingen niet nodig. Deze is mobieler en kan, ook boven de boomkruinen, kilometers afleggen.
Wanneer de terreinbeherende organisaties in Het Groene Woud aan de slag gaan met deze praktische tips, dan kunnen we komende jaren toenemende aantallen van de grote weerschijnvlinder en bont dikkopje verwachten en kunnen we deze soorten over tien jaar op veel meer plekken in Het Groene Woud waarnemen.
Binnen het project ‘Wild van vlinders’, werken De Vlinderstichting en ARK Natuurontwikkeling samen aan behoud en herstel van 31 bedreigde en verdwenen vlindersoorten in Zuidoost-Nederland, mede mogelijk gemaakt door de provincie Noord-Brabant.
Tekst: Bo van de Linde & Cécile Jansen, HAS Hogeschool
Foto’s: Kars Veling (leadfoto: bont dikkopje); Cécile Jansen; Bo van der Linde