Nieuwe Nederlandse bijensoort in Haarlem
EIS Kenniscentrum InsectenIn 2020 deed EIS Kenniscentrum Insecten (EIS) inventarisaties van de wilde bijen in Haarlem, in het kader van een biodiversiteitsmonitoringsprogramma dat door de gemeente is opgezet en in dat jaar van start ging. Dit monitoringsprogramma heeft als doel het in de gaten houden van de staat van de natuur in Haarlem en het meten van de effecten van genomen ingrepen om de biodiversiteit te verhogen. In een inventarisatie die in het kader hiervan werd uitgevoerd in juni 2020 vond Johan van ’t Bosch van EIS een vrouwtje centauriebehangersbij (Megachile melanopyga) op één van de 34 locaties waar het onderzoek werd gedaan.
Dit is een verrassende vondst omdat de dichtstbijzijnde vindplaatsen op grote afstand liggen, in Zuid-Duitsland, Zwitserland en Midden-Frankrijk. De verspreiding van de centauriebehangersbij loopt van Portugal en Frankrijk over het zuiden en midden van Europa tot in Rusland en het Midden-Oosten. Van deze bijensoort is niet bekend dat ze haar leefgebied uitbreidt. Het is niet duidelijk of de centauriebehangersbij op eigen kracht in Haarlem terecht is gekomen. De soort nestelt in dood hout en er is een mogelijkheid dat ze met aanvoer van hout uit het buitenland hier terechtkwam. Ook is nog niet duidelijk of het om een enkel exemplaar gaat, of dat er sprake is van een populatie.
Herkenning
De centauriebehangersbij lijkt op het eerste gezicht op de iets grotere lathyrusbij (Chalicodoma ericetorum) door de brede, doorlopende, geelbruine banden op het achterlijf. De kleur van de stuifmeelverzamelharen op de buik is echter niet geelwit, maar oranje, zoals bij de tuinbladsnijder (Megachile centuncularis). In grootte lijkt ze ook wat meer op de tuinbladsnijder. Daar verschilt de centauriebehangersbij echter duidelijk van door de warmgeelbruine banden op het achterlijf, die in het midden niet onderbroken zijn. Daarnaast is de beharing op het borststuk warmgeelbruin. Het vrouwtje viel door deze combinatie op in het veld, is daarom verzameld en later op naam gebracht met behulp van microscopisch onderzoek. De vindplaats is een vrij onopvallende berm met veel houtige en bloeiende struiken in de stad Haarlem. Het is niet bekend of er een populatie van deze nieuwe soort voor Nederland aanwezig is op die plek. In het buitenland wordt de centauriebehangersbij vaak op composieten gevonden, zoals centaurie en alant. Daarin verschilt de bloemvoorkeur van die van de lathyrusbij, die vooral stuifmeel verzamelt op vlinderbloemigen.
Locomotiefje
In een groenstrook aan de westkant van Haarlem werden tijdens het onderzoek meer dan tien zingende mannetjes van het locomotiefje (Chorthippus apricarius) aangetroffen. Deze zeldzame veldsprinkhaan is in Nederland alleen bekend van twee gebieden, in Zwolle (Overijssel) en rond Santpoort (Noord-Holland). De vondst in Haarlem sluit aan op de populaties rond Santpoort, maar betreft een uitbreiding van het bekende voorkomen in die regio. Het verdient aanbeveling om te kijken of het locomotiefje in Haarlem op meer plaatsen voorkomt. Het locomotiefje dankt zijn naam aan zijn geluid, dat lijkt op dat van een langzaam optrekkende stoomlocomotief.
Andere vondsten
Tijdens de nulmeting op 34 locaties in Haarlem zijn in totaal 77 soorten bijen aangetroffen. Het aantal bijensoorten per locatie was maximaal 22, maar de variatie over de verschillende gebieden was groot. Op een locatie aan de westkant van Haarlem werden ruige behangersbij (Megachile circumcincta), kustbehangersbij (Megachile maritima) en zilveren fluitje (Megachile leachella) aangetroffen. Deze drie soorten worden in Nederland vooral gevonden in de kustduinen. De ligging van deze plek aan de westkant van Haarlem sluit daar weliswaar bij aan, maar het gebied zelf is geen duingebied.
Tekst: Johan van ’t Bosch, EIS Kenniscentrum Insecten en Eline Hin, Gemeente Haarlem
Foto’s: Nicolas Vereecken; Johan van ’t Bosch; Roy Kleukers; Menno Reemer