De timmerboktor en het veranderend beheer van zijn bos
EIS Kenniscentrum Insecten, Wageningen UniversityBoktorren hebben van oudsher een slechte reputatie vanwege de schade die sommige soorten kunnen aanrichten aan hout. Die reputatie is echter grotendeels onterecht. Naast dat boktorren ongelofelijk mooi zijn en een belangrijke bron van voedsel voor spechten en andere bosbewonende vogels vormen, zijn het ook nog eens nuttige houtversnipperaars. Ze eten dode bomen en dragen daarmee bij aan een belangrijke nutriëntencyclus van dood hout in onze bossen. Veel soorten boktorren dienen daarom als betrouwbare indicatoren voor de gezondheid van het bosecosysteem.
De timmerboktor (Acanthocinus aedilis) is een van de soorten die een belangrijke rol vervult in een heel vroeg stadium van het afbraakproces van dood hout. Het is een opmerkelijke kever met zeer lange antennes, die bij mannetjes wel vijf keer de lichaamslengte kunnen bereiken. De timmerboktor is tijdens zijn hele levenscyclus afhankelijk van vers, dood dennenhout. In het vroege voorjaar wordt de soort actief en vliegt op de geur van vers dood hout af, om daar als eerste te kunnen paren en eitjes te leggen.
Larve timmerboktor eet ook andere keverlarven
Opmerkelijk is dat de timmerboktor zijn volledige ontwikkeling in minder dan één jaar kan volbrengen. Veel andere boktorren doen hier vaak meerdere jaren over. De larven eten voornamelijk het eiwitrijke cambium (de eiwitrijke kiemlaag van een boom) en de schors. Daarin is de timmerboktor echter niet alleen. Veel schorskevers, prachtkevers en enkele andere boktorren zijn ook uit op dit voedselrijke onderdeel van dood hout. Uit onderzoek is gebleken dat de timmerboktorlarve graag zijn kaken laat zien: andere soorten die hetzelfde hout willen eten, worden zo nodig opgegeten. De timmerboktor gedijt daarom beter als de boom ook bewoond wordt door schorskevers zoals de dennenscheerder (Tomicus piniperda). Timmerboktorren zoeken dit zelfs op, en gebruiken gangen van schorskevers om hun eitjes in te leggen, zo blijkt uit onderzoek uit Zweden.
Opportunistische kapvlaktebewoner...
Omdat de bosbouw in Nederlandse dennenbossen voor 1980 vooral gericht was op houtproductie, was er een tekort aan natuurlijk dood hout voor de timmerboktor. De timmerboktor wist echter uitstekend te overleven in achtergebleven dennenstobben, stammen en ander hout op kapvlakten en was dan ook algemeen in de Nederlandse bossen. Mede door de ‘Verordening Bosschap ter Bestrijding van Insectenplagen’ sinds de tweede wereldoorloog, moest vers dood dennenhout verwijderd worden om plagen van bijvoorbeeld de dennenscheerder te voorkomen. De bossen werden actief leeggehouden van dood hout.
Na 1980 vond er echter een verandering plaats in de bosbouw: minder kaalkap, verdichting van dennenbossen, vermindering in het oppervlak productienaaldbossen, maar bovenal een groeiende hoeveelheid dood hout. Dit heeft afgelopen decennia geleid tot een geleidelijke toename in dood hout en uiteindelijk tot een vertienvoudiging van het gemiddelde volume aan dood hout in bossen. Sindsdien lijken ook populaties doodhoutkevers te herstellen. Voor de timmerboktor leek dit veranderende bosbeheer in eerste instantie niet zo positief: afname in dennenhoutproductie zorgde voor een afname van kapvlaktes vanaf 1970. Daarnaast werd tot 2001 vers dood hout weggehaald ter bestrijding van de dennenscheerder. Door deze combinatie werd de timmerboktor teruggedrongen tot kleine populaties. Gelukkig lijkt de soort de laatste jaren weer toe te nemen.
...of dankbare doodhoutindicator?
De vraag is dan natuurlijk of de recente toename van de timmerboktor wel een gevolg is van veranderend bosbeheer ten aanzien van dood hout. Wageningen Universiteit onderzoekt het effect van verschillende methoden om dood hout te creëren in acht Veluwse bossen van Natuurmonumenten. Denk hierbij aan het ringen van bomen, omzagen en enkel stobben laten staan, ontwortelen of breukzagen (ook wel ‘lippen’ genoemd). Met behulp van kevervallen en het tellen van uitsluipgaten is bepaald welke methoden het meest bevorderlijk zijn voor doodhoutkeversoorten, waaronder de timmerboktor.
Hoge stobbes, lage stobbes en ontwortelde bomen lijken in het eerste jaar na de ingreep aantrekkelijker te zijn voor de timmerboktor dan andere behandelingen. Vooral bomen die door breukzagen zijn ‘omgelipt’ toonden aanzienlijk meer timmerboktorgaten. Pas na meerjarig onderzoek is te zeggen of door deze methoden ook andere doodhoutkevers van de dode bomen profiteren.
Zelf waarnemen
De timmerboktor is vanaf eind maart tot eind mei waar te nemen. Ondanks de lange antennen valt de soort door zijn schutkleur niet op. Door nauwkeurig vers dennenhout af te zoeken op parende en ei-afzettende individuen kunnen ze toch gevonden worden. Timmerboktorren zijn, net als veel andere boktorren en prachtkevers, dagactieve en zonminnende doodhoutkevers, die zich met slecht weer verschuilen achter en tussen schors. De soort is algemeen op de Veluwe, de Meinweg en in de Schoorlse Duinen, maar komt ook op andere locaties mogelijk weer voor.
Uit onderzoek van Wageningen Universiteit is gebleken dat ook de uitsluipgaten van de timmerboktor goed te vinden zijn. Deze hebben een typische horizontale D-vorm die in de schors gevolgd worden door een ondiepe langwerpige afgeplatte popkamer van zo’n een centimeter breed en drie centimeter lang.
Meer informatie
- Op de website Cerambycidae-boktorren.nl is veel informatie te vinden over het waarnemen en herkennen van de timmerboktor.
- Heb je een timmerboktor waargenomen? Geef je waarneming met een foto door via Waarneming.nl.
- Verspreidingsatlas Nederlandse boktorren (Cerambycidae), geschreven door A.P.J.A. Teunissen en uitgegeven door EIS-Nederland in 2009.
Tekst: David Heumakers, Wageningen Universiteit, Rick Buesink, EIS Kenniscentrum Insecten en Jan ten Hoopen
Foto's: Rick Buesink (leadfoto: timmerboktor mannetje (boven) en vrouwtje (onder) op dennenstam)