Boerenlandvogelbalans 2020 schetst desastreuze achteruitgang
Vogelbescherming NederlandDe Boerenlandvogelbalans 2020 roept een droevig beeld op. Met de vogels van erven en struwelen valt het nog wel mee, maar weide- en akkervogels zijn sinds 1990 met maar liefst zeventig procent afgenomen. Er moet nu écht iets veranderen, vindt Vogelbescherming. Om te beginnen in het landbouwbeleid, zowel dat van Nederland als dat van Europa, het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Maar ook het agrarisch natuurbeheer en het reservaatbeheer moet beter.
De Boerenlandvogelbalans 2020 is de opvolger van de Weidevogelbalans uit 2013. Die ging toen alleen over weide- en akkervogels van het open boerenland, zoals kievit, patrijs en veldleeuwerik. De huidige Boerenlandvogelbalans behandelt ook erf- en struweelvogels van het platteland, waaronder soorten als boerenzwaluw en ringmus. Het rapport, gemaakt in opdracht van het ministerie van LNV, is gebaseerd op gegevens van duizenden vrijwilligers en tientallen professionals van Sovon Vogelonderzoek Nederland, LandschappenNL en de Bond Friese VogelWachten (BFVW), die broedvogels tellen en nesten beschermen.
Achteruitgang van 70% in 30 jaar!
De Boerenlandvogelbalans 2020 geeft een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van niet alleen nationale en provinciale ontwikkelingen van populaties van tientallen vogelsoorten. Maar ook hoe het staat met broed- en nestsucces van veel vogels. En geeft bovendien verklaringen voor de veranderingen.
Een uitermate somber beeld laten de vogels van het open boerenland zien; de achteruitgang van deze groep sinds 1990 bedraagt maar liefst zeventig procent. We vinden hieronder vogelsoorten die zeer kenmerkend zijn voor het laaggelegen Nederlandse boerenland, de weidevogels. Scholekster, grutto en wulp laten de sterkste achteruitgang zien. Kievit en patrijs nemen de laatste tien jaar zelfs nog sneller af dan voorheen. Niet alleen de aantallen broedparen nemen af, ook de verspreiding van veel soorten brokkelt af (veldleeuwerik 25%, grutto 24%). Vogels die vooral in natuurreservaten te vinden zijn nemen ook af; watersnip (2%) en zomertaling (4%).
Steeds lager broedsucces
De achteruitgang is het directe gevolg van te laag broed- en nestsucces. Dat wil zeggen dat het steeds minder paren lukt om een nest te maken en dat ook het aantal jongen dat uitkomt en groot wordt afneemt. Een trend die duidelijk is versterkt sinds de Weidevogelbalans van 2013. Ook op de hoge gronden is het kommer en kwel. Wulp en patrijs vertonen eveneens een flinke achteruitgang en zijn in grote delen van Hoog-Nederland verdwenen.
De vogels van erven en struwelen doen het redelijk en vertonen over de lange termijn sinds 1990 een stabiel beeld. Maar kijk je op soortniveau, dan doet de putter het goed. De ringmus daarentegen ruimt in hoog tempo het veld. Om maar niet te spreken over de zomertortel, die binnen afzienbare tijd uit Nederland verdwijnt als het zo doorgaat. Recentelijk – zo sinds 2010 – nemen helaas toch ook erf- en struweelvogels licht af.
Intensief landgebruik oorzaak achteruitgang
De verklaring van de achteruitgang van onze boerenlandvogels is complexe materie. Maar er is één grote, bepalende factor: het sterk geïntensiveerde landgebruik. Die veroorzaakt een keten van veranderingen in het leefgebied van vogels, die op elkaar inwerken. Van bodemleven tot kruiden, van vogels tot zoogdieren, alles is met elkaar verweven tot een ecologisch systeem. De hele biodiversiteit op het boerenland staat daarom onder druk. Belangrijke gevolgen van de intensivering van het landgebruik zijn verdroging, vermesting en versnippering van het belangrijke leefgebied voor onze grondbroeders. Graslanden worden droger en kruidenarmer, er wordt vroeg en vaak gemaaid. Het betekent minder voedsel (wormen, vliegende insecten) voor zowel volwassen als jonge vogels, wat resulteert in een slechte broedconditie en een lagere overlevingskans omdat er simpelweg niet de juiste dekking is (kleur en toegankelijkheid van gewas stroken niet meer met habitateisen en schutkleur van de vogels); dit werkt predatie in de hand. Dat houdt in dat eieren en jonge vogels vaker dan voorheen ten prooi vallen aan roofdieren zoals vos en steenmarter.
Wat wil Vogelbescherming?
Boerenlandvogels horen bij Nederland. Toch dreigen ze uit ons landschap te verdwijnen. Daarom wil Vogelbescherming Nederland belangrijke weide- en akkervogelgebieden veiligstellen en uitbreiden, met kernen van optimaal ingericht weidevogelgebied zoals reservaten, met een schil van boerenland eromheen waar men in de bedrijfsvoering rekening houdt met weidevogels. Die gebieden waar deze aanpak werkt, zijn er al. Voorbeelden zijn Eemland en Amstelland. De Boerenlandvogelbalans laat zien dat juist dit de gebieden zijn waar weidevogels stabiele trends vertonen of zelfs toenemen, want ook dat komt voor. Er wordt landbouw bedreven die rekening houdt met de natuurlijke omgeving.
Vogelbescherming ondersteunt om die reden gebiedsprocessen waar deze aanpak wordt gehanteerd. We helpen daarom ook de ontwikkeling van vogelvriendelijke (zuivel) producten. Het Partridge-project, dat door de Europese Unie wordt ondersteund, helpt in de voorbeeldgebieden ook de patrijs, die er zelfs weer toeneemt. Geheel tegen de landelijke trend in. Het leert ons dat verdwijnen van boerenlandvogels niet zomaar een natuurlijk gegeven is, we kunnen dit stoppen. Het is een keuze!
Vogelbescherming vindt dat natuurvriendelijke landbouw beloond en bevorderd moeten worden. Dat betekent bijvoorbeeld subsidies voor bedrijven die willen overstappen op natuurvriendelijke landbouw en juist geen subsidies voor bedrijven die hier niet in meegaan. Door vernatting van landbouwgronden, zorg voor behoud van landschapselementen en ontmoediging van gebruik van pesticiden en kunstmest gloort er hoop voor boerenlandvogels en zal in brede zin de biodiversiteit in het landelijk gebied worden hersteld.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid moet om
Om écht zoden aan de dijk te zetten, is een ander landbouwbeleid nodig, vindt Vogelbescherming. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid van de Europese Unie (GLB) dreigt nu een geheel verkeerde afslag te nemen naar een treurigmakende, industrieel-agrarische cultuurwoestijn. Vorige week stemde de Europese Raad van landbouwministers – waaronder minister Carola Schouten – en een meerderheid van het Europees Parlement in met voorstellen die de nadruk leggen op verdere intensivering! Slechts een klein deel (dertig procent) van het landbouwbudget is beschikbaar gesteld voor boeren die natuurvriendelijke landbouw willen bedrijven. Boeren met een groot landbouwbedrijf daarentegen krijgen nog altijd meer subsidie dan kleinere boerenbedrijven. Ook worden er nauwelijks harde voorwaarden gesteld aan het stoppen van het gebruik van pesticiden, of het stimuleren van natuur op het grondgebied van de boer.
Meer informatie
Tekst: Marieke Dijksman, Vogelbescherming Nederland
Foto's: Mark Zekhuis, Saxifraga (leadfoto: veldleeuwerik); Piet Munsterman, Saxifraga; Jan Nijendijk, Saxifraga; Jankees Schwiebbe, Birdphoto.nl