Ontspringen Tureluurs de dans?
Sovon Vogelonderzoek NederlandVoor het broedvogelmeetnet van Sovon worden Tureluurs jaarlijks geteld. Het zijn vrij late broeders: eind mei is pas de helft van de kuikens uit het ei gekropen. Daarna duurt het nog drie à vier weken voordat de kuikens vliegvlug zijn. Ze broeden vooral in open, vochtige graslanden met het liefst brakke of zoute omstandigheden. Vogeltellers komen ze in allerlei gebieden tegen: in intensief gebruikt grasland, kruidenrijk grasland en natuurgebieden met bijvoorbeeld zowel pitrus als korter gras. Ook op kwelders en schorren zijn ze te vinden.
Flexibele habitatkeuze
De Tureluur lijkt dus een bredere habitatkeuze te hebben dan de Grutto en de Kievit, twee andere karakteristieke boerenlandvogels. Het Verdronken Land van Saeftinghe is bijvoorbeeld een groot bolwerk van Tureluurs, terwijl er nauwelijks Grutto’s broeden. Maar ook in dit soort brakwatergebieden neemt de populatie af, in dezelfde mate als in het agrarisch gebied. Het broeden op de kwelders zal dus wat betreft aantalsontwikkelingen niet het verschil maken met de andere weidevogels. Wanneer we kijken naar de natuurgebieden, waar vaak speciale beheermaatregelen gelden, zien we dat het nestsucces hoger is. Maar dit is voor de andere weidevogelsoorten ook het geval.
Toch hebben Tureluurs wél een streepje voor door niet zo kieskeurig te zijn als het gaat om hun broedhabitat. Zo zijn ze minder afhankelijk van het boerenland en profiteren ze meer van natuurontwikkelingsprojecten dan andere weidevogels. Ze kunnen ook prima uit de voeten in ‘tijdelijke natuur’ (bij uitbreidingen van industriegebieden of aanleg woonwijken) of kleine waterbergingen in de nabijheid van bebouwing. Of ze op dat soort plekken meer kuikens groot krijgen is echter niet precies bekend. Veruit de meeste tel- en onderzoeksgegevens over de Tureluur komen uit agrarisch gebied; de andere broedhabitats zijn onderbelicht. Er lijkt weinig verschil te zijn tussen de trends in de verschillende habitats, maar er zijn meer gegevens nodig om erachter te komen in hoeverre de flexibelere habitatkeuze ten grondslag ligt aan de minder sterke achteruitgang van de soort.
Minder predatie
Het nestsucces van weidevogels verschilt sterk per jaar, zo blijkt uit de nestgegevens die weidevogelbeschermers verzamelen. Hoewel de vier steltlopersoorten vergelijkbare fluctuaties laten zien, lijkt het nestsucces van de Tureluur steeds iets hoger te liggen dan de andere soorten. Die schommelingen hangen samen met verschillende factoren. Weersomstandigheden en voedselbeschikbaarheid hebben een grote invloed op de overleving van nesten en de kuikens, maar de muizenstand speelt al eerder een belangrijke rol. Bij een hoge muizenstand schakelen predatoren veelal over op muizen. Zijn er minder muizen, dan gaan ze op zoek naar ander voedsel, zoals eieren en jonge weidevogels. De afgelopen jaren is de predatiekans van nesten bij alle onderzochte weidevogelsoorten toegenomen, maar het minst bij Kievit en Tureluur. Opvallend is het gegeven dat met meer Kieviten in de buurt, de kans op predatie van het nest voor de Tureluur afneemt. De Kievit is een felle nestverdediger en een naburige Tureluur heeft daar dus ook profijt van. Tureluurs hebben dan ook een sterke voorkeur om zich in het grasland in de buurt van een Kievit te vestigen.
Nestsucces en broedsucces
Nestsucces en broedsucces hebben verschillende betekenissen. Het broedsucces slaat op het feit dat een broedpaar tenminste één vliegvlug kuiken weet te reproduceren. Het nestsucces geeft de kans in procenten aan dat minstens één ei van een legsel succesvol uitkomt. Er zijn aanzienlijk meer gegevens bekend over het nestsucces dan het broedsucces omdat alle weidevogelkuikens het nest kort na uitkomen verlaten, waardoor ze minder goed te monitoren zijn. Enkel van de Grutto zijn goede gegevens beschikbaar over het broedsucces. Als we van de andere weidevogels eveneens willen weten wat de uiteindelijke reproductie is, dan zou ook voor die soorten een methode moeten worden ontwikkeld om het broedsucces te meten.
Kuikens aan de wandel
Als de tureluurkuikens eenmaal uit het ei zijn gekomen, blijven ze vaak binnen een straal van zestig tot honderd meter van het nest. De ouders zijn erg plaatstrouw en maken hun nest vaak op dezelfde plek. Zo leren ze hun gebied door en door kennen. In tegenstelling tot veel andere weidevogels, groeien de kuikens van de Tureluur vooral op plekken op waar minder maaimachines komen, zoals (greppel)plasdrassen, slootkantjes en braakliggende stukjes. Ook zijn de ouders behendig in het wegleiden van de kuikens, waardoor ze maaimachines kunnen ontwijken. Omdat tureluurkuikens niet helemaal afhankelijk zijn van kruidenrijk gras, zoals wel het geval is bij Grutto’s, kunnen Tureluurs ook flexibeler zijn in de timing van hun broedsels. Ze broeden niet zo gepiekt als de Grutto en kunnen een stuk langer doorgaan, soms zelfs tot eind juni. Opnieuw lijkt hun flexibiliteit de Tureluur te helpen.
Later maaien
In het kader van agrarisch natuurbeheer worden elk jaar vaak dezelfde percelen laat gemaaid. De Tureluurs en hun kuikens profiteren van dat late maaien. Vooral als het beheer op de goede percelen gelegd wordt, hebben ze daar lang profijt van omdat ze elk jaar naar dezelfde plek terugkeren om te broeden. Bij het selecteren van percelen voor maatregelen in het kader van agrarisch natuurbeheer wordt steeds meer gelet op de concentraties van weidevogels. Zo helpt uitgesteld maaibeheer op deze plekken de Tureluur en de Grutto, maar de Kievit heeft daar meestal weinig aan. Die heeft juist een voorkeur voor een lage, open vegetatie.
Overlevingskansen
Er is nauwelijks iets bekend over hoe het de Nederlandse tureluurkuikens vergaat nadat ze zijn uitgekomen. De kuikenoverleving van Grutto’s en Kieviten is veel beter onderzocht: voor de Tureluur zijn die gegevens nog schaars. Het lijkt erop dat de relatief grote flexibiliteit in gedrag en habitatkeuze, de Tureluur een beter broedsucces op kan leveren. Maar we weten dus eigenlijk niet wat er met kuikens gebeurt en hoe zich dat verhoudt tot andere weidevogelsoorten.
Door na te gaan hoeveel van de gevestigde broedparen alarmeren, kan er een inschatting gemaakt worden van de kuikenoverleving via een zogenaamde Bruto Territoriaal Succestelling (BTS). Ook onderzoek met kleurringen zou kunnen helpen om gegevens te verzamelen over de overlevingskansen van de vogels. Dat gebeurt bijvoorbeeld in het kader van een Retrapping Adults for Survival (RAS) project. Door kuikens kleurringen te geven, kunnen ze individueel herkend worden. Zo kan er gekeken worden of de jongen overleven en of ze terugkeren om te broeden als ze eenmaal volwassen zijn. Dat is een belangrijke stap om meer te leren over de overlevingskansen en reproductie van de Tureluur.
Het is duidelijk dat de verschillende fases van de broedcyclus allemaal een belangrijke rol spelen. Tureluurs moeten elk jaar weer vele hindernissen overwinnen om hun kuikens groot te brengen. Door het broedgedrag en de risico’s goed in kaart te brengen, kunnen we beter begrijpen waar het mis gaat en welke factoren ervoor zorgen dat het met de Tureluur niet zo slecht gaat als met veel andere weidevogelsoorten. Die kennis zal ook helpen om de andere weidevogels effectiever te beschermen.
Sovon-Nieuws
Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Sovon-Nieuws, het tijdschrift van Sovon. Ben je geïnteresseerd in vogels en wil je meer achtergrondinformatie, dan kun je je nu abonneren. Je ontvangt dan vier keer per jaar Sovon-Nieuws, met daarin artikelen over de vogelstand, onderzoek en interviews. Daarnaast steun je ook nog het werk van Sovon, zodat we dit soort onderzoek kunnen blijven uitvoeren. Kijk op de website en meld je aan!
Tekst: Marwa Kavelaars, Bernice Goffin, Wim Tijsen & Erik Kleyheeg, SOVON Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Jelger Herder (leadfoto: Tureluur op plasdrasweiland op Marken); Hans Overduin; R.J. vd Leij; Marcel van Kammen
Figuur: SOVON