Het eerste mierenreservaat in Nederland: ‘De Heide’ bij Bennekom
EIS Kenniscentrum Insecten, Gemeente EdeIn 2019 heeft de gemeente Ede het beleidsdocument 'Samen sterker met natuur, programma biodiversiteit gemeente Ede (pdf: (5,6 MB) gemaakt. In het kader daarvan is nagedacht over allerlei manieren om insecten te bevorderen en hun bescherming meer onder de aandacht van het publiek te brengen. Eén van de maatregelen is de inrichting van het mierenreservaat. De gemeente wil hiermee een belangrijke hotspot van soorten beschermen, het belang van insecten benadrukken en inspiratie geven hoe insectengericht beheer opgepakt kan worden.
Diversiteit
Natuurterrein ‘De Heide’ is altijd opgevallen vanwege grote, bovengrondse koepelnesten van mieren. De kleinschalige variatie aan open zonbeschenen terreindelen en bosranden zorgt voor optimale omstandigheden voor de bouwers van deze structuren. Deze nesten komen in hoge dichtheid voor én zijn van een gevarieerd aantal soorten: kale bosmier, behaarde bosmier, zwartrugbosmier en gewone satermier. Hiervan is met name de gewone satermier bijzonder: ze staat als ‘bedreigd’ te boek en landelijk gezien herbergt ‘De Heide’ de meest zuidelijke populatie.
De mierenfauna is in 2019 en 2020 geïnventariseerd en momenteel staat de teller op 28 soorten, waaronder ook enkele andere zeldzame soorten als de breedschubmier en het mergeldraaigatje. Naar verwachting kunnen er bij verdere inventarisaties nog enkele, meer verborgen levende soorten gevonden worden.
Inrichting
‘De Heide’ bestaat uit een lange strook waar voorheen een aaneengesloten heidevegetatie aanwezig was. Nu wordt de lage vegetatie afgewisseld met recent verschenen boomopslag. De directe omgeving bestaat uit een groot oppervlak gemengd bos en een akker met ingezaaide akkerranden. In het omvangrijke aaneengesloten natuurgebied tussen Bennekom, Wageningen en Renkum waar ‘De Heide’ in ligt zijn (half-)natuurlijke biotopen met lage vegetatie waar de bodem flink kan opwarmen alleen heel kleinschalig aanwezig. Op plekken waar nog heidevegetatie aanwezig is of de potenties ervoor hoog zijn, ligt het voor de hand om deze te beschermen. Hier is een heel andere gemeenschap aan planten en dieren aanwezig dan in de talrijke bossen.
De plekken met heidebegroeiing zijn in het mierenreservaat klein en smal en opslag van boompjes is talrijk, en vormen een bedreiging voor veel warmteminnende soorten. De soortenrijkdom in het gebied is vooral te danken aan de kleinschalige variatie en de overgangen naar het bos - dat willen we versterken door beheer. Dit wordt gedaan door de heidevegetatie in kwaliteit te verhogen door de opslag te verwijderen, verbindingen te maken tussen de voedselarme heide en de mineralenrijkere akkerranden, en een goed heidebeheer te voeren dat gericht is op oude en jonge heidestruiken en plekken kaal zand. Daarnaast worden enkele stukken bos rondom de heide aangewezen als bosreservaat, zodat op termijn ook van nature open plekken in het bos ontstaan door omvallende grote bomen. De ervaring leert dat bosmieren en andere warmteminnende soorten van dit soort plekken houden en hier misschien van oudsher juist voorkomen. Het beheer zal er ook voor zorgen dat het een gevarieerd en aantrekkelijk wandelgebied blijft, waar op veel plekken het interessante leven van mieren van dichtbij bekeken kan worden.
Tot slot
Er is in Nederland geen ervaring met de aanleg en het beheer van een mierenreservaat. Dit betekent dat er op ‘De Heide’ lerend beheerd zal moeten worden; beheer zal telkens geëvalueerd en indien nodig aangepast of verfijnd moeten worden. Belangrijk hierbij is dat er nauwkeurig gemonitord wordt hoe het met de vegetatie en de mieren gaat.
Tekst: Jinze Noordijk, EIS Kenniscentrum Insecten en Carlo van Rijswijk, Gemeente Ede
Foto’s: Jinze Noordijk; Theodoor Heijerman