Koe in de wei, spreeuw blij
Sovon Vogelonderzoek NederlandDe dichtheid van spreeuwen in het boerenland wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van grasland dat intensief door koeien of paarden wordt begraasd. Om deze relatie voor geheel Europa in kaart te brengen, probeerde een consortium van Europese vogelonderzoekers de trends van broedende spreeuwen te koppelen aan het oppervlakte weiland en de aanwezigheid van vee. Vogels die in bossen of stedelijke gebieden broeden, bleven buiten beschouwing.
Noordwest- versus Midden-Europa
Bij het onderzoek werden landelijke monitoringresultaten gebruikt uit 24 landen, waaronder de gegevens uit het Broedvogelmonitoringsproject (BMP) van Sovon Vogelonderzoek Nederland. De Noordwest-Europese vogels (waaronder de Nederlandse) bleken het veel slechter te doen dan de Midden-Europese, die zelfs wat toenamen. In zuidelijk Europa bleef de stand stabiel. Rekening houdend met het relatieve aandeel per land, nam de Europese broedpopulatie spreeuwen als geheel met 68 procent af tussen 1980 en 2015.
Voedselzoekende spreeuwen
De sterke afname in (vooral) Noordwest-Europa hangt samen met de intensivering van het graslandgebruik. Nabij de nestplaats zijn een veelheid aan kleine percelen gunstiger voor spreeuwen dan grote percelen, omdat de vogels relatief dichtbij huis foerageren. Bovendien nam in het noordwesten de aanwezigheid van overdag grazend vee sterk af. Grasland dat alleen eenmaal in de zoveel weken gemaaid wordt, is voor voedselzoekende spreeuwen minder profijtelijk dan permanent beweid grasland.
Toenames
Dat spreeuwen het in voormalige Oostbloklanden beter doen dan in het westen, ligt aan het minder intensieve grondgebruik (al verandert dat in veel landen in rap tempo). En terwijl de perceelgrootte in het westen sinds 1980 sterk toenam, werd deze in bijvoorbeeld Tsjechië juist kleiner. Na 1990 was het afgelopen met de gedwongen collectivisatie en werden grote staatslanderijen verdeeld onder boeren. De aantallen spreeuwen laten dan ook in Tsjechië een sterk opgaande beweging zien.
Meer factoren
Er waren geen duidelijke aanwijzingen voor de effecten van klimaatopwarming of beschikbare overwinteringsplekken, maar indirect kunnen deze wel van belang zijn. De auteurs geven aan dat cijfers verzameld op nationaal niveau over bijvoorbeeld veedichtheden te grootschalig zijn voor een verfijnd inzicht. Meer informatie over broedsucces en vooral overleving is wenselijk. Zo is het intrigerend dat eerstejaars spreeuwen in Polen (stand stabiel tot toenemend) een veel hogere overleving hebben dan die in Nederland waar een afname te zien is. Sinds het Jaar van de spreeuw is er weer wat meer broedbiologisch onderzoek naar de spreeuw in ons land.
Meer lezen
Meer informatie vind je in het artikel Contrasting population trends of Common Starlings (Sturnus vulgaris) across Europe (pdf: 409 KB), geschreven door Henning Heldbjerg en anderen.
Tekst: Fred Hustings & Marcel Wortel, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Koos Dansen (leadfoto: spreeuwenjong krijgt emelt); Albert de Jong
Grafiek: EBCC/PECMBS