Kuikenoverleving ondanks maatregelen te laag voor behoud kievit
Vogelbescherming NederlandBelangrijke oorzaken voor de achteruitgang van de kievit zijn verlies van broedhabitat, intensief landgebruik door de landbouw en sterfte door predatie. Veel van de huidige maatregelen zijn gericht op de bescherming van eieren in nesten, maar vooral de daarop volgende kuikenfase is een zeer kwetsbare periode. Bescherming van kuikens vergt een andere aanpak dan bescherming van legsels. Die kost veel tijd, energie en geld. Het is dus van groot belang om zeker te weten of beschermingsmaatregelen echt helpen. In het Jaar van de Kievit is dat onderzocht.
Geteste maatregelen
Een dag nadat ze uit het ei zijn gekropen, moeten kievitkuikens al hun eigen kostje bij elkaar scharrelen. Om te overleven hebben ze een veilige plek nodig met voldoende voedsel. Maatregelen om de kievit te helpen bestaan voor graslandpercelen vooral uit kruidenrijk grasland op percelen met een verhoogd waterpeil. Maatregelen op bouwland, zoals maïs, zijn gericht op uitgestelde bewerkingen en stroken grond die niet worden ingezaaid met een landbouwgewas (braakstroken).
Onderzoeksopzet
Dragen beide maatregelen ook daadwerkelijk bij aan meer vliegvlugge kievitkuikens? Daarvoor zijn individuele kuikens in hun eerste levensweek voorzien van een kleurring met een code. Ze zijn in de weken erna intensief – op afstand – gevolgd. Dit gebeurde zowel in 2016 als in 2017 in gebieden met maatregelen en ter vergelijking in gebieden zonder maatregelen. In het afgelopen half jaar is de overleving en de conditie van kuikens tussen verschillende gebieden met en zonder maatregelen geanalyseerd.
Effect op conditie
Kijkend naar gewicht groeiden kuikens harder in gebieden met maatregelen dan in controlegebieden. Kuikens hadden daarbij een betere conditie op vochtig, kruidenrijk grasland dan op regulier grasland. Op maïsland is geen verschil in conditie van de kuikens gevonden. Een betere conditie betekent overigens niet automatisch dat er ook meer kuikens in deze gebieden overleven. Dat hangt van meer factoren af.
Effect op overleving
Ondanks de grote steekproef van 913 individueel herkenbare kuikens bleek het moeilijk om met zekerheid uitspraken te doen over verschillen in overleving. De belangrijkste reden daarvoor was de erg lage overleving, waardoor maar een zeer beperkt aantal kuikens langere tijd kon worden gevolgd. Bovendien was de kans om de kuikens waar te nemen klein. Ze vielen weinig op in de vegetatie en als de kuikens wel te zien waren, was het erg lastig om de code op de ring af te lezen. De overleving verschilde wel tussen gebieden met en zonder maatregelen, maar dit gold ook voor de kans op genoeg goede waarnemingen. Dit heeft uiteraard gevolgen gehad voor de data, analyse en interpretatie van de resultaten.
Onvoldoende resultaat
De vuistregel is dat er gemiddeld één jong per kievitpaar per jaar vliegvlug moet worden om de populatie op peil te houden. Op basis van de huidige kennis over legselgrootte en uitkomstsucces van legsels zou dan de kuikenoverleving gemiddeld 36 procent moeten bedragen. In geen van de onderzochte gebieden is dat gehaald, ongeacht of er wel of geen maatregelen zijn toegepast. De kuikenoverleving lag tussen de 9 procent en 14 procent. Dit is te laag om de kievitpopulatie stabiel te houden. Nestbescherming leidt waarschijnlijk wel tot voldoende aanbod van kuikens voor een stabiele populatie, maar de overleving van die kuikens blijft vervolgens ver achter bij wat er nodig is. De maatregelen die in deze studie zijn getest, dragen hier nog onvoldoende aan bij. Dat lijkt zeker te gelden voor maïsland.
Verliesoorzaken
Voedsel en predatie lijken sterk bij te dragen aan de lage overleving van de kuikens. Loopkevers en regenwormen vormen belangrijke prooidieren voor de kievit in Nederland. Recent zijn er alarmerende publicaties verschenen over de afname van insecten in ons land. Als er te weinig voedsel is, moeten kuikens meer tijd besteden aan foerageren om voldoende voedsel te vinden en daarbij grotere afstanden afleggen. Daarmee neemt het risico om natuurlijke vijanden, zoals vossen en roofvogels, tegen te komen toe.
Wat helpt (mogelijk) wel?
De maatregel op grasland zou zich volgens de onderzoekers daarom meer moeten richten op verbetering van de kruidenrijkdom. Dat wat als kruidenrijk wordt aangemerkt, bleek namelijk toch vaak kruidenarm te zijn. Een grotere kruidenrijkdom zorgt ervoor dat kuikens zich minder verplaatsen bij het foerageren waardoor het predatierisico wordt verkleind. Maatregelen in deze aangepaste vorm moeten verder op flinke schaal in grote gebieden worden toegepast. Dit zal de overlevingskansen voor kuikens aanzienlijk verbeteren. Een meerjarige waterpeilverhoging in combinatie met een late, beperkte mestgift van ruige stalmest leidt volgens de onderzoekers waarschijnlijk tot een toename van het voedselaanbod. Daarnaast zijn openheid en rust in het landschap belangrijke factoren om predatoren minder kansen te geven.
Vrijwilligers
Het onderzoek van het Jaar van de Kievit is grotendeels uitgevoerd door zo’n 150 vrijwilligers. Weidevogelbeschermers hielpen bij het vinden van de legsels die op het punt van uitkomen stonden, ringers voorzagen de net uitgekomen kuikens van unieke kleurringen en waarnemers probeerden de herkenbare kuikens individueel te volgen. Boeren en terreinbeheerders gaven toestemming om op hun land het onderzoek uit te voeren en verleenden waar nodig hand-en-spandiensten. Allen verdienen een groot compliment voor hun inzet en betrokkenheid. De begeleiding van de vrijwilligers werd verzorgd door medewerkers van Sovon en het Vogeltrekstation.
Meer informatie
- Het complete rapport van het Jaar van de Kievit vindt u hier.
Tekst: Sovon Vogelonderzoek Nederland en Vogelbescherming Nederland
Foto's: Piet Munsterman, Saxifraga; Harvey van Diek, Sovon Vogelonderzoek Nederland