Vijftig tinten rood: heidelibellen
De VlinderstichtingAllereerst even een misverstand uit de weg ruimen. De naam heidelibellen is ongelukkig en verwarrend. Overal in het land, in de duinen, in de veenweidegebieden, bossen en steden en dorpen kun je ze tegenkomen. Ook als je een zonnige, beschutte tuin hebt kun je heidelibellen hebben, zeker als er veel bloeiende planten zijn waar veel andere insecten op af komen. Het najaar is toptijd voor de heidelibellen. Er zijn drie soorten die een wijde verspreiding hebben en vrijwel overal kunnen worden gezien: bloedrode, bruinrode en steenrode heidelibel. De bloedrode heidelibel is de talrijkste van de drie en vliegt al vanaf begin juni. De beide andere soorten hebben een verspreidingsgebied dat overlapt, maar niet gelijk is. De steenrode heidelibel is een meer noordelijke soort en komt dus in noordelijk Nederland wat meer voor dan in het zuiden. De bruinrode heidelibel is juist een zuidelijke soort en domineert in het zuiden van ons land. Deze twee soorten vliegen nu en kun je nog tot in november te zien krijgen.
Hoewel de namen suggereren dat je aan de kleur van het lijf kunt zien om welke soort het gaat, is de kleur vaak misleidend. Bij libellen is niets zo variabel als kleur en vrouwtjes en jonge mannetjes zijn helemaal niet rood, maar geel. Kijken naar de kleur rood is daarom geen goed idee. Het eerste waar je naar kunt kijken bij de determinatie van deze drie moeilijk te onderscheiden heidelibellen is de kleur van de poten. Bij de bloedrode heidelibel zijn deze helemaal zwart, bij de twee andere soorten zijn de poten zwart met geel of lichtbruin. Bij deze twee soorten komt een tweede kenmerk om de hoek kijken: de hangsnor. Bekijk de libel hiervoor schuin van voren. Loopt er tussen het oog en de rest van de kop een zwart streepje naar beneden (de ‘hangsnor’), dan heb je te maken met een steenrode heidelibel. De bruinrode heidelibel heeft wel wat zwart boven de snuit, maar dat loopt niet door naar beneden. Vaak heeft de bruinrode heidelibel ook nog wat gelige vlekken op de zijkant van het borststuk. Met deze kenmerken, die vooral goed te zien zijn als je een verrekijker gebruikt die lekker dichtbij scherp kan stellen, zul je vaak tot de juiste naam komen. De hangsnor is echter niet altijd goed te zien, zeker niet later in het jaar als de libellen erg donker worden.
Voor het op naam brengen van de heidelibellen is een herkenningskaart gratis te downloaden (pdf; 11,4 MB) van de site van De Vlinderstichting. Hierop staan ook de zes andere heidelibellen die we in Nederland hebben. De kaart is mede mogelijk gemaakt door BIJ12 en de NDFF.
Tekst: Gerdien Bos & Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling