Vijf tips voor meer (soorten) vogels in je tuin
Vogelbescherming Nederland1. Fruit (voor de merel)
Aardbeien, bessen, appels en peren. Deze bomen en struiken maken je tuin niet alleen mooier, je kunt er zelf ook van snoepen. De merel komt je daarbij zeker helpen, want hij is dol op fruit. Ze eten ook insecten en andere beestjes, zoals regenwormen en larven, en zaden. Maar bessen, bramen en aardbeien zijn favoriet. In het naseizoen komen daar pruimen, appels en peren bij. Ook zanglijsters en spreeuwen houden van vruchten, ook als die al een beetje beginnen te rotten.
2. Bomen en struiken (voor de koolmees)
Koolmezen zijn niet te missen. Als je een nestkastje hebt opgehangen, heb je kans dat de koolmees er gaat nestelen. Maar dit kleine vogeltje met zijn zwarte kopje is ook voorzichtig. Een blaffende hond of de grasmaaier van de buurman jaagt hen al weg. Bij onraad wil hij zich daarom goed kunnen verstoppen. Een grote boom en wat struiken in je tuin zijn dus welkom. Liefst soorten met een dicht bladerdek, zoals de beuk, eik of meidoorn. Als je daar voor de afwisseling struiken als hop, vuurdoorn of wilde kamperfoelie bij zet, voelt de koolmees zich al snel veilig in je tuin.
3. Hop (voor de winterkoning)
De winterkoning is een van de algemeenste broedvogels van ons land. Toch zie je hem niet zo gemakkelijk. Hij is klein, bruin en onopvallend. Maar je hoort hem wel. Hij zingt luid en het hele jaar door. De winterkoning leeft graag beschut, maar je vindt hem ook in boomrijke woonwijken, zelfs midden in de stad. Wil je kans op een nestje, zet dan een hop in je tuin. Deze inheemse slingerplant is vooral bekend als ingrediënt voor bier. Maar met zijn dichte bladerdek en hopbellen is het een uitstekende plek voor de winterkoning, die er zijn voedsel (insecten) vindt en er zijn koepelnest in bouwt.
4. Een rustig hoekje (voor de roodborst)
Roodborstjes zijn nieuwsgierig, maar houden ook van rust. Ze leven – buiten het broedseizoen – het liefst in hun eentje en dulden geen andere roodborstjes in hun territorium. Ze scharrelen hun kostje op de grond bij elkaar, maar wel graag in de buurt van bomen en struiken met een ondergroei. Dan kunnen ze vluchten. Ze zouden een combinatie van de witte inheemse vogelkers en de gele dovenetel wel zien zitten. Dat ziet er niet alleen mooi uit, maar is voor de roodborst een natuurlijke schuilplaats. Laat de rustige plek echt met rust. Ook als de bladeren vallen, kun je deze gewoon laten liggen. Hier komt de roodborst vast graag om op insecten te jagen.
5. Zoete kers (voor de spreeuw)
Als de zon op de zwarte veren van de spreeuw schijnt, zie je pas hoe mooi hij is. Hij glanst dan afwisselend in blauw, groen en purper. Deze slimme vogel heeft een voorkeur voor insecten. Op grasvelden en golfbanen zijn ze de natuurlijke bestrijders van emelten (de larven van de langpootmug). Maar ook de kersen aan je kersenboom kan hij niet versmaden. Ze komen niet alleen, want na het broedseizoen leven ze in groepen. Voor ze hun gezamenlijke slaapplek opzoeken, geven ze met honderden (en soms duizenden) tegelijk spectaculaire vliegshows.
Via Mijn Vogeltuin van Vogelbescherming Nederland kun je zelf ontdekken welke vogels in jouw buurt leven. Door simpelweg je postcode in te voeren, zie je tien van de meest voorkomende vogels in jouw wijk. Kies hiervan vijf soorten die je graag in jouw tuin ziet verschijnen. Je krijgt dan tips op maat over hoe je ze een leefgebied geeft.
Kijk voor meer informatie op Mijn Vogeltuin of op de website van Vogelbescherming.
Tekst: Vogelbescherming Nederland
Foto's: Dieder Plu; Shutterstock; Arnold van Kreveld