Onderzoek in het Wisselse veen met verrassend resultaat
Provincie GelderlandHet Wisselse veen bij Epe is een veengebied op de flank van de Veluwe. Het afgelopen jaar zijn de Bosgroepen, in opdracht van Provincie Gelderland en in afstemming met Geldersch Landschap en Kasteelen, gemeente Epe en Waterschap Vallei en Veluwe, gestart met een landschapsecologische systeemanalyse (LESA) in dit gebied. Deze LESA zal worden gebruikt om het plan op te stellen voor de inrichting van circa 35 hectare nieuwe natuur, die aan het bestaande natuurgebied wordt toegevoegd. Een LESA brengt gestructureerd in beeld hoe een gebied functioneert. Bijvoorbeeld: hoe is de bodemopbouw, hoe lopen de grondwaterstromen, waar komt kwel aan de oppervlakte? Dit geeft inzicht in kansen voor natuurherstel en -ontwikkeling. Belangrijk voor dit gebied is de aanwezigheid van kleischotten: kleilagen die door het landijs opgedrukt zijn. Tegen deze kleischotten wordt het grondwater omhoog gedrukt. Zelfs in de afgelopen droge zomer bleef het gebied nat en bleef het water stromen. Daarom zijn er goede kansen voor herstel van de veengroei.
Een bijzondere ontdekking
Bij dit onderzoek werd op twee plekken in het gebied een afgedekt en intact veen aangetroffen. Dat is bijzonder omdat in het gehele gebied turf gestoken is, voorafgaand aan de ontginning tot landbouwgrond in de jaren 1930. Op één locatie was het profiel in de middeleeuwen overstoven met zand vanaf de Veluwe en zo aan ontginning ontkomen. Op de andere is in de 17de eeuw een dijkje aangelegd, waardoor het onderliggende veen beschermd werd. Met hulp van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en Waterschap Veluwe kon daterings- en stuifmeelonderzoek uitgevoerd worden waarmee in beeld gebracht kon worden hoe oud de veenlagen zijn en welke planten er in de omgeving voorkwamen in die verschillende tijdsperioden.
De veengroei begon in 6500 v. Chr., na de laatste ijstijd. In het omringende zandgebied van de Veluwe groeiden eiken- iepen-, en lindenbossen. In de overgang van het Neolithicum en de Bronstijd (2000 v. Chr.) werd de invloed van de landbouw zichtbaar en veranderde het rijke loofbos grotendeels in een open beuken-eikenbos. Opvallend is dat er in de Late Middeleeuwen rond 1368 n. Chr. nog wel rijke bossen met haagbeuk voorkwamen. Lokaal gezien vond er toen een grote verandering plaats, want aan de circa 7580 jaar lange veenontwikkeling kwam toen een eind, waarschijnlijk door daling van de grondwaterstand. Dit was een gevolg van ontwatering ten behoeve van het steken van turf. Doordat de bevolkingsdichtheid vanaf de late middeleeuwen sterk toenam, werd de Veluwe zo intensief gebruikt dat een deel van het veen werd overstoven.
Onderzoek met eDNA
De gevonden veenlagen zullen nu ook onderzocht worden met behulp van de nieuwe eDNA-technologie. Hiermee worden DNA-restanten opgespoord van bomen en planten. Dit geeft mogelijk nog breder inzicht in de historische ecologie; het samenspel tussen bodem, mens en natuur door de jaren heen. Onderzoeker Kees van Bochove (Datura): “Ik vind het uitdagend om het ecologische werkveld kennis te laten maken met DNA-technieken, en daarmee de kwaliteit en efficiëntie van ecologisch onderzoek te vergroten.” Het naast elkaar leggen van de verschillende onderzoekstechnieken geeft bovendien inzicht in de kansen en beperkingen van de onderzoekstechnieken.
Tekst: Willem Drok, Provincie Gelderland en Harm Smeenge, Bosgroepen
Foto's: Ad de Knegt; Bosgroepen