Twee soorten schorsmycena's in overvloed
Nederlandse Mycologische VerenigingBeide soorten schorsmycena's, de Blauwgrijze schorsmycena (Mycena pseudocorticola) en de Lilabruine schorsmycena (Mycena meliigena, RL: Bedreigd), staan bekend als afbrekers van hout. Schors is dood hout, maar toch worden schorsmycena's met name aangetroffen op schors van levende bomen. Deze kleine mycena's - de afmeting varieert van één tot tien millimeter - hebben een voorkeur voor oude diepgegroefde bomen (bijvoorbeeld wilg, es, iep en eik) en dan vooral aan de regenzijde; vaak groeien ze te midden van mos (zoals haarmuts). Ze komen met name voor in de maanden november tot en met januari. In enkele droge en zonnige dagen verdwijnen deze mycena's of ze krimpen ineen tot verkreukeld millimeterwerk.
Werden deze schorsmycena's aanvankelijk medio december slechts gevonden op twee ongeveer veertig jaar oude eiken, door systematisch speurwerk liep het aantal bomen waarop beide soorten werden aangetroffen medio januari op tot dertig; meer dan de helft van de daar aanwezige eiken trad als gastheer op. Een lichte nachtvorst bleek hen niet te deren en ook na de vorstperiode rond 20 januari waren ze snel weer in groten getale te vinden. En met groten getale wordt hier bedoeld: tot vele honderden exemplaren per boom. De Lilabruine schorsmycena deed daarbij in het geheel niet onder voor de Blauwgrijze. Dit roept de vraag op of uitgebreid speurwerk in deze donkere maanden elders ook niet veel meer Lilabruine schorsmycena's zal opleveren, zodat de status van zeldzaam wellicht toch niet zo passend (meer) is. Een kort bezoek aan het Buurserzand leverde inderdaad op diverse eiken zowel Blauwgrijze als Lilabruine schorsmycena's op, zonder duidelijk verschil in mate van voorkomen.
Bij de vaststelling van de Rode Lijst 2008 bleek dat de in 1996 nog als gevoelig te boek staande Blauwgrijze schorsmycena tussen 1983 en 2006 een toename kende van 400%. Als mogelijke oorzaken werden gezien de verminderde ammoniakdepositie en klimaatverandering. Mogelijk dat de Lilabruine schorsmycena profiteert van dezelfde wijzigingen in de milieuomstandigheden.
Zoals de naam van beide soorten al aangeeft is allereerst de kleur een soortbepalend kenmerk. Helaas wordt de kleur bij beide soorten met het ouder worden steeds minder sprekend en wordt bij beide vaalbruin. Dan resteert slechts de mogelijkheid van microscopisch onderzoek naar de celstructuur van de steelwand.
Zo lang het vochtige, vrijwel vorstvrije weer aanhoudt kunt u uitkijken naar deze pareltjes, u hoeft daar niet altijd voor te bukken, ze pronken vaak op ooghoogte.
Tekst: Laurens van Run, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Gerben Winkel (leadfoto: Blauwgrijze en Lilabruine schorsmycena's)