Vogelringers die meedoen aan het CES-project van het Vogeltrekstation en Sovon vangen van half april tot begin augustus regelmatig vogels met een vaste mistnetopstelling. Doordat vogels veelal trouw zijn aan hun broedgebied, kan van sommige soorten de jaarlijkse overleving worden berekend. Ook levert het ringwerk informatie op over het broedsucces van algemene zangvogels. CES helpt ons zo om veranderingen in populaties te verklaren.
Deelname 2018
Van de 41 CES-locaties waren de gegevens van 38 plekken bruikbaar voor de analyse. Een mooie steekproef, waarvoor het Vogeltrekstation en Sovon alle ringers dankbaar zijn. De reeks vanaf 1996 krijgt zo steeds meer het karakter van langjarig onderzoek. Van 21 soorten waren de gegevens betrouwbaar genoeg om uitspraken over te doen.
Opnieuw goed broedseizoen voor moeras- en struweelvogels
Het seizoen van 2018 heeft aardig wat overeenkomsten met het voorgaande. Net als in 2017 brachten sommige moeras- en struweelvogels flink wat jongen groot, waaronder rietvogels zoals Rietzanger, Bosrietzanger en Kleine Karekiet.
Ook sommige broedvogels van struweel wisten veel nageslacht groot te brengen. Grasmus en Zwartkop lieten zelfs de hoogste waarden in de reeks sinds 1996 zien. Tuinfluiter had eveneens weer een positieve uitschieter.
Warm en rustig weer
De moerasvogels die het zo goed deden, brachten hun jongen groot in de periode dat het lang warm en rustig weer was. Van karekieten is bekend dat langdurige periodes met veel wind en neerslag veel broedsels over de kop kunnen laten gaan. Dat soort omstandigheden waren er in 2018 niet.
Onderzoek insecten nodig
Of de moerasvogels daarnaast profiteerden van tijdelijk verhoogde activiteit van insecten blijft gissen, aangezien gegevens daarvan nagenoeg ontbreken. Meer onderzoek naar insecten is broodnodig!
Een andere vraag is of Tuinfluiters bijvoorbeeld vaker dan anders een tweede broedsel begonnen, waardoor de cijfers zo gunstig uitpakken. Van deze soorten zijn de nesten lastig te vinden. Er komen wel wat nestkaarten met nestgegevens binnen, maar meer neststudies naar insecteneters die niet in nestkasten broeden hebben duidelijk meerwaarde.
Merel
Het getal dat we misschien wel met de meeste interesse volgen, is dat van de overleving van Merels. Sinds bekend is dat het Usutu-virus veel slachtoffers maakt, is te verwachten dat dit terug te zien is in het overlevingsgetal van volwassen vogels.
Net als in 2017 was dat inderdaad laag, maar nog niet extreem. Eerste analyses door het Vogeltrekstation wijzen echter uit dat de overleving in het zuidoosten van het land lokaal veel lager kan zijn. In het stedelijk gebied laten Merels nu al drie jaar op rij dalende aantallen zien (MUS), maar daarbuiten lijkt nog geen sprake van afname (BMP).
Tekst: Henk van der Jeugd, Vogeltrekstation; Symen Deuzeman, Sovon Vogelonderzoek Nederland
Foto's: Glenn Vermeersch (leadfoto: tuinfluiter); Jankees Schwiebbe, BirdPhoto