Scheefbloemwitje in een nectarkroeg!
De VlinderstichtingDoor de maandenlange droogte was er gebrek aan bloeiende planten op het Kootwijkerzand. De angst was dat de vlinders en met name de uiterst zeldzame kleine heivlinder, weg zouden trekken en zich, buiten het geschikte leefgebied, niet zouden kunnen voortplanten. Daarom hebben De Vlinderstichting en Staatsbosbeheer eind juli vijf nectarkroegen ingericht op dit stuifzandgebied. Dagelijks bezoeken vrijwilligers de kuipen met bloeiende planten. Bij elke kroeg tellen ze gedurende vijf minuten welke vlinders er gebruik van maken, en controleren ze de bakken. Zeker toen het nog zo heet was, moesten ze dagelijks water geven en dode bloemen uitknippen. Al vanaf het moment dat de kroegen waren ingericht, werden ze gebruikt. De kommavlinder was er als eerste bij. Deze bedreigde soort dronk graag van de vlinderstruik. Soms waren er wel twee of drie in een kroeg te zien. Ook de heivlinder bleek de nectar te waarderen. Het duurde een aantal dagen voordat ook de eerste kleine heivlinder in een kroeg opdook. Dat was mede doordat de kroegen helemaal aan het begin van hun vliegtijd waren aangelegd toen er nog voornamelijk mannetjes vlogen. Met name de vrouwtjes, die iets later verschijnen, hebben nectar nodig. De kleine heivlinder is tot nu toe 34 keer gemeld tijdens de vijfminutentellingen in de kroegen, de heivlinder 47 en de kommavlinder 44 keer.
Gelukkig heeft het, ook op het Kootwijkerzand, de afgelopen weken flink geregend. Hoewel we zien dat een groot deel van de hei echt is afgestorven, zien we hier en daar ook nog pollen in bloei komen. Dat is erg verheugend, want daarmee is ook in de rest van het uitgestrekte stuifzandgebied nectar voor de kleine heivlinder aanwezig. Naast de doelsoorten werden ook andere vlinders in de kroegen gezien, bijvoorbeeld hooibeestje, bruin zandoogje, klein koolwitje en dagpauwoog.
Dinsdag 28 augustus was er wel een heel bijzondere kroegloper. Vrijwilliger Nina de Vries zag in een van de nectarkroegen een scheefbloemwitje. Ook deze zat te drinken, zowel op blauwe knoop als op vlinderstruik. Het scheefbloemwitje is nog maar een paar jaar in Nederland en is niet een soort die je zou verwachten in zo’n droog stuifzandgebied als het Kootwijkerzand. Het feit dat deze vlinder per jaar wel honderd kilometer naar het Noorden kan opschuiven, geeft wel aan dat het blijkbaar een heel mobiele vlinder is die dus ook ongeschikt terrein moeiteloos kan overbruggen. Het was een prachtige vondst voor de waarnemers natuurlijk, maar het scheefbloemwitje is niet een soort waarvoor de kroegen zijn aangelegd. Gelukkig blijken dus ook de doelsoorten kleine heivlinder, heivlinder en kommavlinder de kroegen goed te gebruiken. Of deze het jaar goed hebben overleefd en zich goed hebben kunnen voortplanten zullen we pas volgend jaar weten.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Nina de Vries (leadfoto: scheefbloemwitje op blauwe knoop); Jeroen Veeken; Kars Veling