Als je naar tijdreeks van één jaar of in dit geval zelfs twee maanden (april en mei) kijkt, spelen weersomstandigheden een belangrijke rol. Andere aspecten zoals landgebruik, invloed van stikstof of klimaatverandering kun je pas aantonen uit langere tijdreeksen. Het landelijk meetnet vlinders maakt het, door wekelijkse tellingen op honderden plekken door vrijwilligers, wel mogelijk snel een actueel beeld te krijgen. Als we naar alle dagvlinders samen kijken dan was het totaal aantal vlinders dit voorjaar dicht bij normaal, maar vlogen ze vooral eerder en korter en was de junidip dieper dan we gewend zijn. In dit overzicht maken we onderscheid tussen soorten die overal aan te treffen zijn (dus in uw tuin, op het platteland en in natuur) en soorten die eigenlijk alleen in natuurgebieden voorkomen.
Van de soorten die overal voorkomen, zijn in het voorjaar de witjes de talrijkste vlinders. Ook dit jaar was dat het geval. De twee kleine witjes (klein koolwitje en klein geaderd witje) hadden een ‘normaal’ jaar: er waren er ruwweg evenveel als andere voorjaren. Het groot koolwitje had wel een opvallend goed jaar: er waren er meer dan de afgelopen jaren.
De algemene kleine vos kende een beroerde start. De aantallen die zijn gezien op de monitoringroutes lagen ver onder het langjarige gemiddelde. Hierover kwamen al bezorgde berichten op twitter en facebook, “waar zijn mijn kleine vossen gebleven?”. Toch hoeft dit voor een soort als kleine vos absoluut geen probleem te zijn. Fluctuatie hoort erbij en zeker bij de kleine vos is dit een bekend fenomeen. Als we de trend van de kleine vos over de afgelopen 27 jaar bekijken, zien we een redelijk constante lijn, ondanks hoge pieken en diepe dalen in individuele jaren. Ook dagpauwoog en gehakkelde aurelia waren er iets minder dan vorig jaar, maar de citroenvlinder zit weer in de lift, al zijn er nog steeds minder dan begin jaren negentig.
Dan nog even over de soorten uit natuurgebieden. De Zuid-Limburgse natuurvlinders hadden een goed jaar: bruin dikkopje, klaverblauwtje, veldparelmoervlinder en kaasjeskruiddikkopje lijken goed gevlogen te hebben. Ook de zilveren maan, een soort van laagveen en schrale vochtige hooilanden, vloog in redelijke aantallen. Het bont dikkopje had een van de slechtste jaren sinds 1990, en ook de aantallen van aardbeivlinder waren beneden normaal. Verder waren er opvallend weinig bruine vuurvlinders. De kleine parelmoervlinder had (weer) een slecht voorjaar en werd maar weinig geteld. Wat dit betekent voor het voorkomen van deze vlinders in de volgende generaties is nu nog niet te zeggen, maar de vrijwillige routetellers houden het allemaal scherp in de gaten.
Meer informatie
- Uitgebreider bericht op de website van De Vlinderstichting
Tekst: Chris van Swaay & Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Kars Veling (leadfoto: bruine vuurvlinder)