Sierlijke witsnuiten zetten hun opmars door
De VlinderstichtingDe sierlijke witsnuitlibel is een van de succesverhalen van de Nederlandse libellenfauna. Na een afwezigheid van 36 jaar werden er in 2006 twee ontdekt in de ENCI-groeve. Spectaculair, maar hier is hij weer verdwenen. Het leek dus slechts een dwaalgast. In 2010 werd echter een uitsluipend dier gevonden in de Weerribben, ze plantten zich dus weer in Nederland voort. Sindsdien zijn de aantallen hier sterk gestegen en in grote delen van de Weerribben en sommige delen van de Wieden is de sierlijke witsnuitlibel zelfs talrijk geworden. Door de grote aantallen in de Wieden-Weerribben is de kans dat op andere plekken zwervers opduiken ook veel groter geworden. Op diverse plekken in het land zijn ze dan ook gevonden. Sommige in de buurt van de Weerribben zoals in de Lindevallei in Friesland waar nu ook een populatie is, maar ook verder weg; bij Zoetermeer, Utrecht en Leersum zijn vorig jaar sierlijke witsnuitlibellen gezien. Dit jaar blijkt dat het niet bij zwerven blijft. Op diverse plekken zijn populaties gevonden, in de Ooijpolder, bij Hardenberg en bij Arcen bijvoorbeeld. Heel bijzonder zijn de waarnemingen bij Enschede en de Oisterwijkse vennen. Op het Lonnekermeer was de laatste waarneming in 1961 en bij Oisterwijk zijn waarnemingen bekend van 1914 tot en met 1951. Nu zijn ze hier weer teruggekeerd.
Een waarneming bij het Naardermeer wijst erop dat ook het Hollandse Plassengebied al bereikt is, ook hier is waarschijnlijk voldoende habitat aanwezig voor deze libel en is te verwachten dat ze in aantal toe gaat nemen. De sierlijke witsnuitlibel doet er meestal twee jaar over om zich tot adult te ontwikkelen, maar kan het ook in één jaar. De eerste uitsluipers kunnen dan ook een jaar na vestiging gevonden worden. Veel libellensoorten zijn heel mobiel en kunnen geschikte habitats vrij eenvoudig koloniseren. Hiervoor zijn twee dingen nodig: geschikt leefgebied en een bronpopulatie. Waarschijnlijk ontbrak het in de vorige eeuw aan het eerste en is de sierlijke witsnuitlibel daardoor uit Nederland verdwenen. Sindsdien zijn veel gebieden geschikter geworden door verbetering van de waterkwaliteit en herstel van leefgebieden door gericht natuurbeheer. Het ontbrak toen echter aan een bronpopulatie, er waren geen sierlijke witsnuitlibellen meer om deze plekken te heroveren. Totdat een toevallige zwerver de Weerribben bereikte, waarschijnlijk vanuit populaties in de omgeving van Hamburg of het zuiden van België. Dit is achteraf gezien de basis van een herovering van Nederland, want het blijkt nu dat er ondertussen voldoende habitat is ontstaan en dat de sierlijke witsnuitlibel geen enkel probleem heeft om deze gebieden te vinden. Hierbij is het wel de vraag of alle sierlijke witsnuitlibellen in Nederland inderdaad afstammen van één kleine kolonisatie. Dat zou betekenen dat er heel weinig genetische variatie is. Dit zou in de toekomst problemen kunnen geven, maar voor nu kunnen we weer op steeds meer plekken van deze libel genieten.
Tekst: Roy van Grunsven, De Vlinderstichting
Foto’s: Christophe Brochard