Zeldzame waarneming van een Zonnevis in de Oosterschelde
Stichting ANEMOONDe Zonnevis (Zeus faber) is een grote vis met een ongewone lichaamsvorm, niet te verwarren met enige andere Nederlandse vissoort. De Zonnevis is sterk zijdelings afgeplat, met een grote kop, een uitstulpbare bek en met lange draden aan de eerste stekels van de rugvin en vinstralen. De vis is geelbruin van kleur en wordt daarom in Frankrijk 'Jaune dorée' (goudgeel) genoemd en in Engeland John Dory. Op beide flanken staat één opvallende zwarte vlek. Hierdoor heeft het dier veel bijnamen, zoals de Sint-Pietervis en in het Engels ‘Saint Peter’. Dit wijst op de zwarte vlek op de flanken die door de heilige Petrus (Saint Peter) als vingerafdruk zou zijn achtergelaten.
Zonnevissen leven meestal solitair. Volwassen exemplaren zijn gemiddeld 25 tot 30 centimeter lang en wegen dan circa 2 kilo, maar er zijn ook exemplaren van 75 tot 90 centimeter grootte en van wel 8 kilo gerapporteerd. De vrouwtjes worden in het algemeen groter dan de mannetjes. De vissen kunnen wel 15 jaar oud worden en zijn volwassen na 3 tot 4 jaar.
De Zonnevis is een roofvis die zich met name voedt met vis, maar krabben en inktvissen worden ook af en toe verslonden. De prooi wordt met de grote bek naar binnen gezogen. De sterk afgeplatte vorm zorgt voor goede camouflage, met name in kelpwouden, waardoor de dieren hun prooi onopgemerkt kunnen benaderen.
Hoewel de Zonnevis een wijde verspreiding heeft en ook in het Nederlandse deel van de Noordzee niet zeldzaam is, blijft iedere waarneming in de Nederlandse zeearmen een bijzonderheid. De Zonnevis komt voor in kustwateren van de oostelijke Atlantische Oceaan van Noorwegen tot Zuid-Afrika, in de Middellandse Zee, de Zwarte Zee en het westen van de Grote Oceaan. Zonnevissen geven in het algemeen de voorkeur aan een diepte tussen de 5 en 150 meter, maar zijn waargenomen tot wel 400 meter diepte. Individuen zwemmen sporadisch ondiepe estuaria in, waarschijnlijk geldt dit ook voor de recent waargenomen Zonnevis in de Oosterschelde. Twee oudere waarnemingen in de Oosterschelde die te traceren zijn, komen uit een garnalennet in 1965 en een fuik in 1970. Er verschenen krantenartikelen over. De enige andere waarneming door sportduikers die bij Stichting ANEMOON bekend is, betreft een volwassen exemplaar in het Grevelingenmeer bij Den Osse in juni 2001. Een andere ons bekende waarneming is van sportduiker Felice Stalenburg in december 2009 bij de Zeelandbrug. We weten niet zeker waarom de Zonnevis zo zeldzaam is in de Nederlandse zeearmen. Ogenschijnlijk geschikte habitats zijn ruimschoots aanwezig en koudegevoelige vissoorten worden steeds vaker gezien.
Waarnemingen doen
Veel mariene organismen worden praktisch alleen door sportduikers waargenomen. Voorbeelden hiervan uit de afgelopen maanden zijn de Wasroos (Anemonia viridis), de Gewone achtarm (Octopus vulgaris), het Zeemargrietje (Actinothoe sphyrodeta), de Gladde kiezelkrab (Ebalia tumefacta) en zelfs soorten die in het sediment leven zoals de Ingegraven slangster (Acrocnida brachiata) en de Gebandeerde puntsgarnaal (Philocheras fasciatus). Dit benadrukt het nut van het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) van Stichting ANEMOON, waarbij sportduikers waarnemingsgegevens doorgeven. Hierbij worden niet alleen waarnemingen van zeldzame en speciale soorten doorgegeven, maar ook van algemene soorten, en eveneens zogeheten ‘nul-waarnemingen’ (het niet waarnemen van een soort waar wel op gelet is). Zo kunnen voor alle soorten waar MOO-duikers op letten seizoenspatronen en trends in trefkans berekend worden. Waarnemingen zijn bijzonder welkom en duikers kunnen die doorgeven via het MOO-portaal. Dankzij deze waarnemingen groeit onze kennis van soorten die vooral door duikers worden waargenomen, zowel die van de algemene soorten als de bijzondere, zoals de Zonnevis.
Tekst: Marieke van Dinter, Luna van der Loos en Marco Faasse (allen Stichting ANEMOON)
Foto’s: Sander van Dijk (leadfoto: Zonnevis in Bretagne); Marion Haarsma; Marco Faasse (allen Stichting ANEMOON)