achteruitgang vlinders primair

Achteruitgang vlinders in hoorzitting Tweede Kamer

De Vlinderstichting
30-NOV-2017 - Het artikel over 75 procent achteruitgang van insecten in Duitsland veroorzaakte veel discussie deze herfst. Het leidde zelfs tot een hoorzitting in de Tweede Kamer op 29 november, waarin deskundigen de parlementariërs bijpraatten. Michiel Wallis de Vries van De Vlinderstichting en Wageningen Universiteit meldde dat Nederlandse vlinderpopulaties de afgelopen 25 jaar met 35 procent zijn afgenomen.

Ligging van de algemene telroutes uit het Landelijk meetnet Vlinders in 2016

Michiel Wallis de Vries ging onder andere in op wat er bekend is uit het Landelijk Meetnet Vlinders (onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring, NEM), dat al vanaf 1990 jaarlijks bijhoudt hoe het gaat met de dagvlinders. In het vlinderseizoen tellen vrijwilligers wekelijks op een standaard manier honderden vaste routes. Doordat dit jaren achtereen met dezelfde methode gebeurt, kunnen het CBS en De Vlinderstichting hier betrouwbare trends uit bepalen. Met 68 procent van de soorten op de Rode Lijst van bedreigde soorten, vormen dagvlinders (samen met steenvliegen) de meest bedreigde soortengroep in Nederland. Gemiddeld over alle soorten is er sprake van een achteruitgang van de populaties van 35 procent in de afgelopen 25 jaar. De achteruitgang heeft zich over het geheel sinds 2000 gestabiliseerd, maar dat is vooral te danken aan de soorten die alleen in natuurgebieden voorkomen. Voor soorten die ook buiten natuurgebieden (vooral dus in het agrarisch gebied) voorkomen, wordt de afname eerder sterker dan zwakker. Soorten van natuurgebieden zijn in 25 jaar gemiddeld met 65 procent achteruitgegaan. De stabilisatie van de laatste jaren kan worden toegeschreven aan actief herstelbeheer door terreinbeherende organisaties en realisatie van het Nationaal Natuurnetwerk. Op Europese schaal is voor vlinders van graslanden een afname van 30 procent in 25 jaar vastgesteld.

Gemiddelde populatietrend bij dagvlinders in Nederland voor 24 algemenere soorten en voor 20 soorten die niet in agrarisch gebied, maar alleen in natuurgebieden voorkomen

Versnippering en stikstof

Intensief gebruikt landbouwgebied is totaal ongeschikt voor vlinders

Versnippering van het landschap is een van de oorzaken van de achteruitgang. Soorten met beperkte mobiliteit zijn relatief sterk bedreigd. Versnippering is een sluipend proces. Bij de heivlinder is vastgesteld dat de uitwisseling tussen leefgebieden al vanaf 1965 afnam, maar dat dit pas na 1990 uitmondde in het verdwijnen van populaties. De ontwikkelingen in de landbouw (64 procent van het grondgebruik in Nederland) hebben een belangrijk aandeel gehad in het versnipperen van het leefgebied van soorten van laagproductieve milieus. Een ander belangrijk aspect is stikstof. De stikstofbelasting is in Nederland na 1950 exponentieel toegenomen, vooral door emissies vanuit de landbouw. Tussen 1988 en 2005 is de atmosferische stikstofdepositie door brongerichte maatregelen met 35 procent afgenomen; sindsdien is de afname gestagneerd. Stikstof zorgt voor een afname van zowel het bloemenaanbod voor vlinders als kruidachtige waardplanten voor de rupsen. Daarnaast zorgt het door de toename in plantaardige biomassa ook voor afkoeling van het microklimaat en verandering in voedselkwaliteit voor de rupsen. Duidelijk is dat binnen de vlindergemeenschap ook een klein aantal stikstofminnende soorten toeneemt ten opzichte van het grotere aantal stikstofmijdende soorten.

Pesticiden

De argusvlinder, een typische graslandvlinder, is de laatste twintig jaar sterk achteruitgegaan

Uit eigen ervaring met de kweek van koolwitjes voor educatie bij De Vlinderstichting weten we hoe grondig, maar ook bedrieglijk onopvallend, de werking van de nieuwe systemische gewasbeschermingsmiddelen is. De spruitkool in de vlinderkweek bleek uit met fipronil behandelde zaden afkomstig. De rupsen ontwikkelden zich prima en de vlinders kwamen ook goed uit, maar bleken niet in staat zich voort te planten. Internationaal is de negatieve invloed van met name neonicotinoïden bij bijen via experimenteel onderzoek al herhaaldelijk aangetoond. Bij vlinders is er zowel in Groot-Brittannië als in Californië een relatie gevonden tussen neonicotinoïdegebruik en populatietrends van vlinders. 

Dankzij het Meetnet Vlinders hebben we in Nederland in elk geval voor één groep insecten betrouwbare informatie over populatietrends. Het algehele beeld bevestigt de in Duitsland geconstateerde achteruitgang in de hoeveelheid insecten. Onderzoek naar oorzaken van de waargenomen trends laat zien dat effecten van klimaatopwarming zichtbaar zijn, maar dat vooral de intensivering van het landgebruik de afname verklaart. De landbouw speelt daarin een doorslaggevende rol. Vlinders zijn, zoals veel soortengroepen, voor het merendeel gebonden aan stabiele, laagproductieve milieus. Deze zijn in agrarische gebieden niet meer te vinden en in natuurgebieden alleen met grote inzet van herstelbeheer te handhaven. De industriële vorm van de landbouw gericht op maximalisatie van productie zonder oog voor ecologische relaties is funest voor de diversiteit van vlinders, en zeer waarschijnlijk voor de terrestrische biodiversiteit als geheel.

Tekst: Michiel Wallis de Vries, De Vlinderstichting & WUR en Kars Veling, De Vlinderstichting
Illustraties: Landelijk Meetnet Vlinders (NEM; CBS \ De Vlinderstichting)
Foto's: Frans van Alebeek; Kars Veling