Snelle evolutie in de achtertuin: bijgevoerde koolmees krijgt langere snavel
Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW)Neem een gemiddelde Nederlandse en Engelse koolmees en zoek de verschillen. Die zijn vrijwel niet te vinden, alleen de snavels blijken niet even lang. En met een goede reden lijkt het: in Engeland voeren ze namelijk al een eeuw lang de vogels op grote schaal bij in de winter. Het gevolg is waarschijnlijk dat koolmezen met net wat langere snavels beter bij dat voer kunnen. In ieder geval hebben de langsnavelige genen daar meer succes: ze leveren meer jongen op. In Nederland, waar nog niet zo lang uitgebreid wordt bijgevoerd, is dat niet zo.
In meer dan de helft van de Engelse tuinen vind je vogelvoer, en de mensen geven er wel twee keer zo veel aan uit als in de rest van Europa. Denk bij een Engelse ‘birdfeeder’ niet alleen aan een open vogelhuisje, voederplank of vetbol, maar vooral aan een plastic buis of ‘voedersilo’ met alleen een opening voor de vogelsnavel.
Wilde selectie
Ruim 3000 koolmezen uit Nederland en Engeland zijn gescreend op genetische verschillen bij de start van het onderzoek. Zo’n verschil kan aanwijzen waar er zogenaamde ‘natuurlijke selectie’ plaats heeft gevonden, een essentieel onderdeel van evolutie. Met andere woorden: in die verschillen zitten eigenschappen waar sommige dieren meer succes mee hebben dan hun soortgenoten. De selectiesporen bij Nederlandse en Engelse koolmezen waren vrijwel identiek, behalve die rond de ‘snavelgenen’. “Dat je via zo’n brede genetische screening uitkomt op een eigenschap die in het wild volop aan het evolueren is, is heel bijzonder,” zegt eerste auteur Mirte Bosse van Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) en Wageningen University. “En helemaal omdat niet één maar meer genen tegelijk deze eigenschap sturen. Dat dit mogelijk is, belooft een hoop mooie ontdekkingen in de toekomst.”
Gezichtsgenen
De stukjes DNA die bij de Britse vogels door evolutie veranderd zijn, blijken sterk overeen te komen met menselijke genen die de vorm van het gezicht bepalen. Ook lijken ze op de genen die gelinkt zijn aan de snavelvorm van darwinvinken. De darwinvinken vormen een van de bekendste voorbeelden van aanpassing aan de natuurlijke omgeving: voor elk soort voedsel een eigen type snavel. Zo kwam het internationale onderzoeksteam, samen met de universiteiten van Oxford, Exeter, East Anglia en Sheffield, op het spoor van de koolmeessnavel-evolutie.
Na de genetische studie volgde het meten en vergelijken van de snavels aan beide zijden van Het Kanaal. Ook museumvogels ‘hielpen’ hierbij. De bijvoederpraktijken kwamen vervolgens als opvallend verschil in omstandigheden tussen de twee landen naar boven. Met zendertjes wisten de onderzoekers vast te stellen dat Engelse vogels met een langere snavel ook daadwerkelijk vaker een voederplaats bezoeken.
Snelle evolutie
In slechts 25 jaar tijd bleken er al veranderingen meetbaar aan de snavels. “Dat is erg snel voor evolutie”, volgens evolutionair ecoloog Marcel Visser van het NIOO. De aanpassing van de Engelse vogels gaat ook op dit moment nog door, want de snavels blijven gemiddeld langer worden. “De vraag is of op dit moment ook Nederlandse koolmezen langere snavels aan het krijgen zijn,” legt Visser uit. Met bijvoeren lopen we hier namelijk zo’n eeuw achter. “Wellicht kunnen we ze hier straks ook op evolutie gaan ‘betrappen’”.
Visser leidt het koolmeesonderzoek dat al meer dan 60 jaar loopt in onder andere Oosterhout en Nationaal Park de Hoge Veluwe. Dit lange-termijnonderzoek maakt deze, en veel andere vergelijkingen mogelijk. De Engelse evenknie draait in de Wytham Woods bij Oxford. Het onderzoek is gefinancierd met een subsidie van de European Research Council (ERC), en door de Natural Environment Research Council (NERC) in Groot-Brittannië.
Tekst: NIOO-KNAW
Foto's: Dennis van de Water, dvdwphotography; Jan Visser, NIOO-KNAW