Opmars bijeneters gaat door
Vogelbescherming NederlandBijeneters worden steeds vaker in Nederland vastgesteld. Niet alleen als doortrekker tijdens weersituaties met zuidelijke en zuidoostelijke warme winden, maar ook als broedvogel. Hoewel dit deels een effect is van toegenomen waarnemeractiviteit, is de uitbreiding van het verspreidingsgebied een feit. Zo is er sinds 2010 elk jaar gebroed in Nederland, met een record van twaalf broedparen in 2015. In 2017 bleef de teller echter staan op vijf broedparen: een in Zeeland en vier in Limburg. “Het Nederlandse zeeklimaat blijft toch lastig voor een insecteneter als de bijeneter”, aldus Hilbert Volkerts van de Werkgroep Bijeneters Nederland. “Maar desondanks is de bijeneter een vaste broedvogel in Nederland geworden. Het broedgebied is in twintig jaar tijd meer dan 800 kilometer naar het noorden opgeschoven en daar hoort Nederland dus nu bij. En hoewel er afgelopen twee jaar maar vijf nesten waren bij ons, was het aantal uitgevlogen jongen goed. Het paar in Zeeland had dit jaar drie uitgevlogen jongen; in Limburg werden er 13 jongen groot.” Niet alleen in Nederland, ook in Noord-Frankrijk, Denemarken en Duitsland nemen de aantallen broedparen toe. Volkerts: “Vooral in Duitsland gaat het nog steeds in rechte lijn omhoog. Vorig jaar steeg het aantal broedparen daar met dertig procent naar maar liefst 2100 paren!”
Vooral bijen, hommels en wespen
De beschikbaarheid van voldoende insecten en nestgelegenheid zijn de belangrijkste elementen in de ecologie van de bijeneter in de broedtijd. De bijeneter leeft van een breed scala aan insecten. Angeldragende insecten zoals honingbijen, hommels en sociale wespen van het geslacht Vespa (waartoe de algemene gewone en Duitse wespen behoren) vormen een groot aandeel van het dieet. Bijeneters hebben ook een voorkeur voor deze groep. Maar ze eten ook veel libellen, kevers, vlinders en vliegen. Een Slowaakse voedselstudie toonde de aanwezigheid van 162 soorten insecten uit 48 families en 9 ordes in het dieet aan. In het noordelijk deel van het verspreidingsgebied foerageren de vogels veel op hommels. Dit is ook in Nederland vastgesteld. Het voedselspectrum reflecteert uiteindelijk vooral de beschikbaarheid op een locatie en in die zin toont de bijeneter zich een opportunist.
Nestwand is een rekbaar begrip
In Europa broeden bijeneters voornamelijk in de mediterrane, submediterrane en steppe zones van Zuid- en Zuidoost-Europa, met de grootste populaties in Rusland, Spanje, Oekraïne en Turkije. De 21 °Celsius juli-isotherm wordt gezien als limiterend voor de verspreiding. Ten zuiden van deze lijn broeden bijeneters in open tot halfopen landschappen met een aanbod van veel zitposten om vanaf te jagen. Bijeneters zijn het algemeenst in zonnige, warme gebieden met extensieve landbouw en bloemrijke graslanden. Vaak is er water aanwezig in het broedgebied. Binnen dergelijk geschikt habitat zijn nestwanden nodig om te broeden. Deze zijn binnen het verspreidingsgebied het meest bepalend voor de aanwezigheid van broedende bijeneters, meer nog dan de aanwezigheid van insecten. Overigens: ‘nestwand’ is een rekbaar begrip. Soms broeden bijeneters ook op een nagenoeg vlakke grond met een zeer flauwe helling, zoals in zandige wegbermen. Bijeneters broeden vrijwel nooit op dezelfde plaatsen als oeverzwaluwen, die in bodems broeden met een veel grovere partikelstructuur. Bijeneters prefereren fijner zand of leem.
Overvloed aan insecten noodzakelijk
Hoewel de bijeneter geen liefhebber is van zeeklimaat, kan het verspreidingsgebied zich op grond van de verwachte klimaatveranderingen uitbreiden naar het noordwesten. Tot in de hele zuidoostelijke helft van Nederland, Zuid-Engeland en het zuiden van Scandinavië. Warm voorjaarsweer met zuidelijke en oostelijke winden zullen steeds vaker optreden in Nederland en ten zuiden ervan. Dit is gunstig trekweer en resulteert in een vroeg opbloeiend insectenleven, waardoor bijeneters steeds vaker in de verleiding komen om door te vliegen naar het noorden. Feit blijft dat de combinatie “grote insecten-Nederland” al een tijd lang geen gelukkige is. Toch bewijzen de Nederlandse broedgevallen dat geschikte, insectenrijke omstandigheden zich nog steeds voordoen bij ons. Bijeneters blijken zich in Nederland een heel broedseizoen te kunnen redden. Afhankelijk van het weer en de periode voeden ze zich met steeds weer andere voedselbronnen. De diversiteit van het insectenleven in de tijd en ruimte, waarbij tijdens het voorjaar en zomer steeds weer andere prooidierpopulaties pieken, is daarbij cruciaal. Omdat bijeneters steeds maar één insect per keer aanbrengen is een overvloed aan grote insecten wel belangrijk. Maar zoals gezegd: dat kunnen ook hommels en libellen zijn en die komen in Nederland veel voor.
Kunnen we de bijeneter helpen?
In het reguliere verspreidingsgebied is vooral nestgelegenheid de beperkende factor. Moeten we daarom, analoog aan oeverzwaluwwanden, nu in Nederland ook gaan denken aan ‘bijeneterwanden’? Dat is nog overdreven, maar bij het beheer van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe natuurgebieden is het niet zo gek om aan de noden van bijeneters te denken, vooral daar waar het leefgebied verder erg geschikt is. De beste kansen liggen in grote natuurgebieden, omdat landbouwgebieden te weinig te bieden hebben aan voedsel. Dynamiek is wederom het sleutelwoord. Dynamiek van zoet water in beek- en riviersystemen kan zorgen voor geschikte, natuurlijke nestwanden. Op de ene plek kan dan een kolonietje oeverzwaluwen ontstaan, op de andere plek kan zich zomaar een kolonie bijeneters vestigen. Dit is geen dagdromerij, want tot nu toe weten bijeneters ons steeds weer te verrassen door op geheel onverwachte plekken op te duiken.
Wie nog meer details wil weten over de resultaten van het afgelopen broedseizoen: komende week plaatst de Werkgroep Bijeneters Nederland het jaarverslag op haar website.
Tekst: Ruud van Beusekom, Vogelbescherming Nederland
Foto's: William Kreijkes, GFD-licentie (leadfoto); Harvey van Diek; Werkgroep Bijeneters Nederland