Interessant en dramatisch broedseizoen voor Nederlandse scholeksters
Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW)Afgelopen winter zijn op de Vliehors, een zandplaat op Vlieland, twintig scholeksters uitgerust met een zender. Deze UvA-BiTS zenders worden uitgelezen met antennes. Zodra de scholeksters Vlieland verlaten, verliezen ze dus het contact.
Dat gebeurde dan ook in het voorjaar van 2017, toen de meeste scholeksters broedplaatsen opzochten weg van het eiland. In juli en augustus keerden veel gezenderde vogels terug en kon de data van de zenders uitgelezen worden.
Noorwegen en Rusland
Wat blijkt? Vanaf het overwinteringsgebied op Vlieland vlogen de scholeksters alle richtingen uit naar hun broedgebieden. Bijzonder is dat maar liefst vijf gezenderde scholeksters naar het buitenland vlogen. Twee vogels broedden in Duitsland, maar drie andere vogels vlogen nog verder en verbleven tijdens de zomer in Noorwegen of Rusland. De Russische scholekster was een jonge vogel die in 2016 geboren werd. Tot nu toe werd verondersteld dat jonge vogels de eerste paar jaar in of rond het gebied blijven waar ze overwinteren, maar dat blijkt dus niet altijd het geval te zijn.
Broedvogels op de Wadden
Deze zomer werden nog eens twintig scholeksters gezenderd die op Vlieland zelf broedden. De vogels broedden aan het Noordzeestrand of op jonge duintjes aan de Waddenzeekant. Sommige paartjes kiezen ervoor om op zeer lage zandhoopjes of schelpenbankjes te broeden, waardoor er een groot risico is dat het nest overstroomt. Door enkele zomerstormen zijn er afgelopen seizoen dan ook nauwelijks jongen grootgebracht.
Ook op Ameland en Schiermonnikoog was het broedsucces erg laag. Op Ameland was net als op Vlieland nestverlies door overstroming een grote risicofactor. De gezenderde broedvogels op Vlieland zullen dit najaar en komende winter verder worden gevolgd om de effecten van verstoring door vliegtuigen te kunnen berekenen.
Broedseizoen in Nederland
In de rest van Nederland verminderen eveneens veel factoren het broedsucces. Dat werd dit eerste onderzoeksjaar direct dubbel en dwars bevestigd door de verzamelde data. Er zijn maar heel weinig jongen groot gebracht. Een gemiddeld aantal van 0,35 vliegvlugge jongen per paar is nodig om een stabiele populatie te houden, maar gemiddeld genomen werden er in alle binnenlandse studiegebieden nog geen 0,09 jongen per paar vliegvlug!
Welke oorzaken hebben we tot dusver in het binnenland kunnen vastleggen? Cameravallen laten beelden van diverse predatoren zien, zoals de bruine kiekendief, de zwarte kraai, de steenmarter, de hermelijn en de ruine rat. Maar ook vossen en huiskatten aten pasgeboren kuikens op.
Naast predatie bleek ook vertrapping door vee voor te komen, zoals te zien is op de camerabeelden.
Een vos steelt een scholeksterei (Bron: NIOO-KNAW)
Kuiken of ei?
Verder bleken de kuikens veel last te hebben van het droge voorjaar, waardoor minder voedsel beschikbaar was. De jongen moeten daardoor meer bewegen om zelf voedsel te zoeken, in plaats van beschut verstopt te blijven en op de ouders te wachten. De verhoogde zichtbaarheid kan de predatiekans verhogen. Of voornamelijk de kuikens of juist de eieren gepredeerd worden, lijkt erg gebiedsafhankelijk te zijn. Er zijn veel gebieden waar scholeksterkuikens binnen de eerste zeven dagen na het uitkomen zijn verdwenen, maar in andere gebieden, is 80% van de nesten in de eifase al verloren gegaan. Over het algemeen lijkt de ei-overleving in akkerlanden iets hoger te liggen dan in weilanden. Waarmee dit precies te maken kan hebben, gaan de onderzoekers in de volgende maanden bekijken. Opvallend was dat de nestoverleving wel duidelijk hoger was bij beschermde nesten, bijvoorbeeld door nestmarkering.
Stedelijke gebieden
Dankzij de vele vrijwilligers en weidevogelbeschermers zijn er veel gegevens over het nestsucces van de scholeksters in agrarische gebieden en natuurgebieden. Maar hoe het er in de stedelijke gebieden uitziet, waar scholeksters vaak op daken broeden, is nog grotendeels onbekend. In Assen wordt de stedelijke scholeksterpopulatie al sinds 2008 intensief gevolgd, en het lijkt erop dat het broedsucces in de stad hoger is dan in het agrarische gebied in de omgeving. Komt dit mogelijk door minder predatie door zoogdieren? Aan de andere kant, hoe groot is de kans dat scholeksters overreden worden of dat jongen van de daken vallen? Verder lijkt het erop dat steeds meer scholeksters in de steden gaan broeden. Dat is een zeer interessante ontwikkeling, en met hulp kunnen we hierover meer belangrijke informatie krijgen.
Help mee!
Dus: Heb je afgelopen voorjaar (of zelfs de afgelopen jaren regelmatig) een scholeksterpaartje op je dak of een andere locatie in stedelijke omgeving (bijvoorbeeld een industrieterrein) gehad waarvan je het broedsucces kunt beoordelen (eifase overleefd, aantal jongen uit het ei gekomen, aantal jongen vliegvlug geworden)? Dan horen we heel graag van je. Ook als het paartje niet succesvol was, is dat erg belangrijke informatie voor ons. Laat het weten in een mail aan onderzoekster Magali Frauendorf. Zo draag je bij aan het beschermen van de scholekster!
Tekst: Magali Frauendorf, NIOO-KNAW
Foto's: CHIRP
Film: NIOO-KNAW