Telmethodiek NEM-meetnet bospaddenstoelen is verbeterd
Nederlandse Mycologische VerenigingHet meetnet bospaddenstoelen bestaat sinds 1998; het is onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM). In het meetnet bospaddenstoelen werden tot 2016 ruim 400 proefvlakken van circa 1000 vierkante meter gemonitord op 112 goed in het veld herkenbare paddenstoelen. Het belangrijkste doel bij het instellen van het meetnet was het meten van landelijke trends in milieukwaliteit, met name de gevolgen van stikstofdepositie. Het meetnet heeft hieraan een belangrijke bijdrage geleverd aangezien paddenstoelen een belangrijke indicator voor de milieukwaliteit vormen. Het meetnet dankt zijn gegevens aan een groot aantal vrijwillige tellers die jaarlijks hun waarnemingen doorgeven.
De afgelopen jaren zijn er in het kader van internationale rapportageverplichtingen twee meetdoelen bijgekomen binnen het NEM. Om het meetnet bospaddenstoelen beter aan te laten sluiten bij de andere paddenstoelenmeetnetten (meetnet zeereep en meetnet moerassen en venen), was het van belang om de telmethodiek van het meetnet aan te passen. Bovendien waren de proefvlakken van het bosmeetnet te klein voor goede trendberekeningen, en moesten we mede daarvoor een beroep doen op de gegevens van de paddenstoelkartering.
Bij het herzien van de methodiek van het bospaddenstoelenmeetnet was het uitgangspunt dat het laagdrempelig moest blijven. De vrijwilligers hebben geen specialistische kennis nodig en iedereen kan meedoen.
De belangrijkste wijzigingen zijn dat het uitgangspunt voor de monitoring nu een kilometerhok volgens Amersfoortcoördinaten is. De 112 soorten van het meetnet bospaddenstoelen worden gemonitord; zo mogelijk worden andere soorten ook meegenomen. Daarmee bereiken we dat het meetnet relevant blijft voor het monitoren van trends in relatie tot het milieu waarvoor alle 112 soorten relevant zijn, én dat we zicht krijgen op de ontwikkeling in trends van een viertal soorten die typisch zijn voor bepaalde boshabitats (Hanenkam, Regenboogrussula, Smakelijke russula en Zwavelmelkzwam). Kortom, het meetnet blijft relevant en gedane inspanningen zijn niet voor niets gedaan. We passen het aan zodat we er in de toekomst meer mee kunnen en betere analyses kunnen maken. Hiervoor is het volgende protocol ontwikkeld:
- Het uitgangspunt is het kilometerhok waarin het huidige proefvlak ligt.
- Het huidige proefvlak maakt deel uit van de monitoring in het kilometerhok; daarnaast worden ook de soorten geteld die in de rest van het kilometerhok voorkomen door een min of meer een vaste route door het kilometerhok te lopen.
- Ieder jaar wordt hetzelfde kilometerhok gemonitord.
- Het kilometerhok wordt drie maal per jaar bezocht. Het eerste bezoek is vroeg in het seizoen vanwege de aanwezigheid van vroeg fructificerende soorten; de twee andere bezoeken zijn tijdens de piek van het seizoen.
- Het is niet meer nodig alle vruchtlichamen te tellen: het geven van aantalsindicaties volstaat.
- In principe worden de 112 soorten geregistreerd, maar net als bij de andere meetnetten mogen overige waargenomen soorten ook gemeld worden.
- Gemelde overige soorten moeten voldoen aan de standaardlijst van Nederlandse paddenstoelen gemelde validatiecriteria.
De invoer van de gegevens gaat via een invoerportaal op NDFF/Verspreidingsatlas. Hierdoor zijn de resultaten van het meetnet sneller beschikbaar voor de Verspreidingsatlas en is het mogelijk de gegevens van het bospaddenstoelenmeetnet te vergelijken met de overige karteringsgegevens.
Nieuwe deelnemers kunnen via de website van de Verspreidingsatlas een kilometerhok reserveren en direct deelnemen aan de monitoring. Op nem.paddestoelenkartering.nl is te zien om welke soorten het gaat. Door deze aanpassingen is het meetnet bospaddenstoelen weer van groot belang voor het monitoren van de ontwikkelingen in de Nederlandse natuur. De vrijwillige tellers leveren hieraan een zeer belangrijke bijdrage.
Tekst: Alfons Vaessen en Machiel Noordeloos, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto's: Henk Huijser (leadfoto: Hanenkam); Martijn Oud