Code rood: is Nederland voorbereid op grote natuurbranden?
Wageningen UniversityDe enorme natuurbrand die vorige week woedde in Portugal, waarbij tientallen slachtoffers te betreuren waren en ruim 40.000 hectare bos in vlammen is opgegaan, laat zien dat dit natuurlijk fenomeen niet alleen een enorme impact kan hebben op de natuur zelf, maar ook op de maatschappij als geheel.
Cathelijne Stoof en Bertram de Rooij stellen dat Nederland de bestrijding van branden weliswaar goed op orde heeft, maar dat niettemin de maatschappelijke risico’s nog onvoldoende hoog op de politieke agenda staan.
Van oudsher is Nederland vooral gefocust op de tegenhanger van vuur, het water, als belangrijkste risico vanuit onze natuurlijke omgeving. De laatste jaren is meer aandacht gekomen voor het risico op natuurbrand. Natuurbranden kunnen namelijk een sterk ontwrichtende maatschappelijke werking hebben, met als gevolg slachtoffers en forse economische schade, aan eigendommen en vitale infrastructuur. Denk daarbij aan de grote impact die de duinbranden bij Bergen-Schoorl hadden in 2009. Ten tijde van een ‘code rood’ of een enorme natuurbrand is een tijdelijke opleving van de aandacht voor natuurbranden in de maatschappij en de politiek waarneembaar, maar deze ebt snel weg. De maatschappelijke risico’s staan nog steeds niet hoog op de politieke agenda en op het netvlies van de gemiddelde Nederlander die woont, werkt of recreëert in en om natuurgebieden.
Oorzaken van de branden in Portugal
De brand in Portugal, een land dat toch al zeer bekend is met dit fenomeen, geeft aan hoe belangrijk het is om goed voorbereid te zijn. Voorbereid in de zin van evacuatie en brandbestrijding, maar bovenal ook voorbereid in inrichting en beheer van het landschap. En het gaat dan niet alleen om plannen, maar ook om daadwerkelijke implementatie ervan en de juiste maatregelen. Voorbeelden in het buitenland laten zien dat het landgebruik bijdraagt aan het ontstaan of de excessieve ontwikkeling van natuurbranden. De extreme brand in Portugal is mede te wijten aan een opeenhoping van begroeiing als gevolg van de ontvolking van het platteland en tientallen jaren aan veranderingen in het landgebruik, waarbij het originele eiken-kastanjebos eerst werd vervangen door grootschalig dennenproductiebos (jaren ‘30) en later door eucalyptus (vanaf de jaren ‘70). Omdat de percelen klein en versnipperd zijn en omdat eigenaren vaak afwezig zijn en tegenwoordig in de stad wonen, worden deze gebieden slecht onderhouden.
Potentiële impact van natuurbrand is groot
Wereldwijd ligt de nadruk nog steeds sterk op de bestrijding van natuurbranden. De winst is echter te halen in de preventie en beheersing van natuurbranden. Naast het beheer speelt ook de inrichting van natuur en landschap daarin een cruciale rol. Met klimaatverandering zal in Noordwest-Europa de kans op natuurbranden toenemen door grotere kans op langere droogte en hogere temperaturen. Het aantal zomerse en tropische dagen zal de komende decennia sterk toenemen (KNMI). De vraag afgelopen week was of een situatie als Portugal ook in Nederland zou kunnen gebeuren. De situaties zijn zeer verschillend. Nederland kent een veel dichtere spreiding van brandweerzorg en heeft minder grote aaneengesloten natuurgebieden, maar is veel dichter bebouwd en kent een veel grotere verweving van functies. De potentiele impact van een grote natuurbrand is hier dan ook groot.
Een daadwerkelijke brand in het bos is voor de brandweer zeer moeilijk tot niet te bestrijden. Het gericht verwijderen van ondergroei en struiken zorgt dat vuur op de grond blijft en niet via een ‘ladder’ van begroeiing naar de toppen van de bomen kan komen. Om natuurbranden beheersbaar te houden is het nodig om vooraf natuurterreinen op te delen in ‘compartimenten’. Dit kan door middel van zogenaamde brandgangen, die tegen de verwachting van velen in de brand niet zelfstandig zullen stoppen. Daardoor worden brandgangen tegenwoordig ook wel aangeduid als ‘hooplijnen’: plekken waarvan gehoopt wordt dat de brand stopt. Afhankelijk van de intensiteit en het soort brand zullen deze hooplijnen het vuurfront vertragen, zodat de brandweer betere kansen heeft om de brand op een veilige manier te bestrijden. Garanties zijn er echter niet, zoals zichtbaar was bij de Strabrechtse Heide (2010), waar het vuur zelfs over de snelweg sloeg. Natuurbranden worden gekenmerkt door een relatief snelle ontwikkeling en verplaatsing. Vooruitdenken is dan ook even belangrijk als snel handelen.
Voorbereiding is essentieel
Het is essentieel dat Nederland voorbereid is. Niet alleen wat de bestrijding van natuurbranden betreft, maar ook wat betreft de inrichting van het landschap. Belangrijk is het samenbrengen van terreinbeheerders en de brandweer om preventieve maatregelen te nemen en voorbereidende plannen te maken voor bestrijding. Essentiële maatregelen zijn onder meer gericht op het voorkomen dat het vuur (bijvoorbeeld vanuit gras- of heidebranden) de boomkruinen kan bereiken, en het aanbrengen van brandgangen. Maar ook de gebiedskennis van de brandweer is belangrijk, want een goede kennis van het gebied beperkt de risico’s bij een daadwerkelijke brand en zorgt dat een effectievere inzet kan worden gepleegd. Een internationaal ‘natuurbrandverspreidingsmodel’, dat door het Instituut Fysieke Veiligheid is aangepast aan de Nederlandse omstandigheden, geeft inzicht in de mogelijke verspreiding van een brand, maar kan ook gebruikt kan worden om scenario’s uit te werken in voorbereidende (ruimtelijke) planvorming. Afgelopen jaren zijn hier goede stappen op gezet, onder meer in het kader van het Landelijk Werkprogramma Natuurbranden 2012-2016.
Nederland werkt met een integrale aanpak van het probleem, en het betrekken van de diverse belanghebbenden. Dit draagt bij aan een groeiend bewustzijn en een meer effectieve en efficiënte risicoreductie. Ook de bewustwording van het publiek is daarbij belangrijk: wat moet ik doen bij een natuurbrand? Ondanks de gedegen aanpak in ons land moet er nog wel iets gebeuren. Daar kunnen we een voorbeeld nemen aan het waterveiligheidsbeleid. Waterveiligheid speelt een belangrijke rol in de Nederlandse ruimtelijke ordening, maar het natuurlijke risico op branden in de natuurgebieden en daarbuiten nog niet. De urgenties vanuit maatschappelijk en economisch oogpunt worden lang niet altijd voldoende onderkend. Onderbouwde richtlijnen en ontwerpprincipes voor een brandveilige inrichting van ons land zijn niet voorhanden. Dit is overigens een wereldwijd probleem. Het is belangrijk dit binnen een klimaatzone of regio op te pakken. Wetenschap, beleid en praktijk zullen daarbij nog beter samen moeten werken.
Natuurbrand is geen gebouwbrand
De wijze waarop een natuurbrand zich verspreidt is heel anders dan de manier waarop een gebouwbrand dat doet. Er is daarom specialistische kennis nodig om te kunnen voorspellen hoe de brand zich gaat verspreiden, en op welke flanken bestrijding mogelijk en veilig is. Er is specifieke terrein- en vegetatiekennis nodig en uiteraard specialistische kennis op het gebied van vuurbestrijding. Natuurbranden bestrijd je niet alleen met water, maar ook met het handmatig of machinaal weghalen van begroeiing en zelfs ook met vuur. Je hebt aangepaste brandweervoertuigen en een doordachte watervoorziening nodig, maar ook goed uitgeruste ‘handcrews’ (die te voet het veld in gaan). Diverse veiligheidsregio’s hebben daarin de afgelopen jaren geïnvesteerd. De brandweer heeft nu één handcrew die gespecialiseerd is in de bestrijding van natuurbranden. Die ontwikkeling moet worden doorgezet zodat er in alle risicogebieden in tijden van hoog risico gespecialiseerde crews aanwezig zijn om branden op tijd aan te pakken. Het voordeel van deze handcrews is dat ze flexibeler zijn dan rijdend materieel en in minder goed bereikbare of kwetsbare gebieden kunnen worden ingezet. Bereikbaarheid, toegankelijkheid en kwetsbaarheid van (natuur)terreinen spelen namelijk ook een belangrijke rol in de brandbestrijding en de uiteindelijke effecten ervan. Denk daarbij aan veenbranden, duinbranden of branden in dichte bossen, zoals afgelopen jaren in Bergen-Schoorl en onlangs nog in de Peel bij Deurne waar 21 hectare is afgebrand. Dit natuurgebied is zeer slecht toegankelijk, wat de bestrijding van de brand door de brandweer sterk bemoeilijkte. Overigens kan het soms beter zijn een gebied niet in te gaan om een brand te bestrijden, maar de brand ‘in te sluiten’ tussen wegen en andere minder brandbare stroken om hem zodoende gecontroleerd uit te laten branden.
Goed op weg, maar...
In Nederland is, onder meer door de politie, ruime expertise opgebouwd om te onderzoeken wat de oorzaak van een brand was en dat onderzoek is essentieel om inzicht te krijgen in hoe preventie moet worden aangepakt. Goede statistieken zijn essentieel en brandonderzoek draagt bij aan het lerend vermogen over het ontstaan, de ontwikkeling en de effecten en biedt een sterkere basis voor doorontwikkeling van effectieve maatregelen. Kortom, Nederland is goed op weg op het gebied van natuurbrandbeheersing, maar er staat nog wel het een en ander te doen.
Tekst: Wageningen University & Research
Foto's: Ralf Kurvers; Jelzo; Rein de Waal