De Grote vlokslak (Aeolidia papillosa) is een zeenaaktslak: een slak zonder schelp. Met een lengte tot 12 centimer is het één van de grotere inheemse soorten, die vrij makkelijk te ontdekken is in het gebied rondom en beneden de laagwaterlijn. Hij wordt veel gezien door duikers en snorkelaars, maar ook door niet-watersporters tijdens het stenen keren bij laag water. De afgelopen maanden kon dit dier, zoals ieder jaar, weer op diverse plaatsen langs onze kust worden gespot. In mei en juni zoeken de slakken elkaar op om te paren en eieren af te zetten. Na paring volgt honger en dan moet er dus gegeten worden. Op het menu van vlokslakken staan zeeanemonen, zoals de Zeeanjelier (Metridium senile), de Slibanemoon (Sagartia troglodytes) en de Zeedahlia (Utricina felina).
Meestal worden vlokslakken solitair of als paar gezien. Op 2 april 2017 werd in het onderzoeksgebied een 'roedel' van maar liefst negen Grote vlokslakken gezien, die zich gezamenlijk tegoed deden aan één Zeedahlia. Opvallend was dat bij andere zeeanemonen geen of nauwelijks Grote vlokslakken aanwezig waren. Of het hier ging om een toevallig samenkomen, of dat er door de aangevallen en verwonde Zeedahlia geurstoffen werden verspreid die de slakken aantrok, is niet duidelijk. Grote vlokslakken ruiken hun prooi met hun rhinoforen (voelsprieten) en schrapen met hun rasptong stukjes zeeanemoon af. De stamnetelcellen van de anemoon worden in hun geheel ingeslikt en getransporteerd naar de uiteinden van de papillen (de uitstulpingen op de rug), waar ze zich ontwikkelen tot netelcellen die op hun beurt de slak beschermen.
Schelpdierbanken in de Voordelta
Zeenaaktslakken en zeeanemonen zijn naast nog vele andere diersoorten afhankelijk van een vaste ondergrond. Grote aantallen bij elkaar levende schelpdieren en hun lege schelpen zorgen gezamenlijk voor harde, rifachtige structuren óp de bodem (veelal bestaande uit Mossels of Japanse oesters of Platte oesters). Ook grote dichtheden schelpdieren die ín de bodem leven (vaak kokkels), zorgen voor een natuurlijke harde ondergrond. Hier kunnen, doordat andere organismen zich hier gemakkelijk op vestigen, hotspots van biodiverseit ontstaan.
In de Noordzee zijn met name de natuurlijke, uit schelpdieren opgebouwde, rifstructuren (oesterbanken) zeer zeldzaam geworden. Zonder hulp komen verdwenen schelpdierbanken maar zelden terug. Door een bank op de juiste plaats en onder juiste condities aan te leggen, waarbij een groot aantal levende oesters of mosselen wordt uitgezet, kan een duurzaam rif worden gecreëerd. Stichting ARK Natuurontwikkeling heeft zich voorgenomen in de Voordelta dergelijke nieuwe schelpdierbanken te creëren en te onderzoeken hoe dat het beste mogelijk is. Daartoe is met Stichting ANEMOON een samenwerkingsverband opgezet. Op een aantal banken wordt gezamenlijk de biodiversiteit gedurende een lange periode onderzocht.
De banken die bij de Blokkendam aan de Noordzeezijde van de Brouwersdam aanwezig zijn, vormen in dit kader een nieuw onderzoeksgebied voor de duikende deelnemers (burgerwetenschappers) van het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO).
Het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO)
In 1994 is door Stichting ANEMOON het Monitoringproject Onderwater Oever (MOO) in het leven geroepen. Sindsdien namen honderden MOO-duikers als vrijwilliger deel aan het project en zijn duizenden waarnemingen verzameld. Dankzij die waarnemingen en de grote hoeveelheid gegevens over seizoenspatronen, trends en de verspreiding van mariene diersoorten, nam de kennis sterk toe over het leven in de Oosterschelde, de Grevelingen, diverse locaties in de Waddenzee en op de Noordzee. Resultaten zijn en worden onder meer gepubliceerd in rapportages als 'Het Duiken Gebruiken' en in de Nieuwsbrief 'Zoekbeeld'. Aantrekkelijk aan het MOO is dat iedere duiker kan meedoen, zelfs als die maar minimaal één soort met zekerheid kan herkennen. Behalve een onderwater-leitje en een (kleine) onderwatercamera om waarnemingen vast te leggen, zijn verder geen hulpmiddelen nodig. Ook aan het onderwaterparcours zijn geen eisen verbonden. Soorten-spotten begint zodra je je hoofd onder water steekt. Doel is om zoveel mogelijk verschillende soorten te vinden door op zoveel mogelijk verschillende plekken te kijken, zonder de levende have te verstoren. Dat betekent speuren óp en tussen de stenen, in spleten, op en in het zand (vooral naar sporen), evenals naar in de waterkolom zelf zwemmende en zwevende dieren. Na de duik worden de waarnemingen op een soortenlijst vastgelegd. Bij iedere soort kan worden aangekruist of hierop is gelet en zo ja, in welke aantalsklasse de soort is aangetroffen. Waarnemingen worden bij voorkeur ingevoerd op het digitaal MOO-invoerportaal, maar ook op papier zijn MOO-waarnemingen bijzonder welkom.
Het MOO en ‘Roving Diver Technique (RDT)’
De voor het MOO gebruikte methode staat in het buitenland bij onderzoekers van koraalriffen bekend als de ‘Roving Diver Technique (RDT)’. Algemeen is geaccepteerd dat deze methode het grote voordeel heeft dat veel meer vrijwilligers kunnen deelnemen. Door de grote waarnemerscapaciteit is de kans op het waarnemen van zeldzame soorten veel groter. Maar door het grote aantal waarnemingen kunnen trends in het voorkomen van algemene soorten ook nauwkeuriger worden ontdekt. Ook de kans op het waarnemen van zeldzame gebeurtenissen is groter, zoals het relatief grote aantal vlokslakken op één ongelukkig prooidier. Of de Zeedahlia aan deze vreetorgie ten onder is gegaan, hebben de onderzoekers niet afgewacht, maar het resultaat laat zich raden ...
Laat uw waarneming nooit verloren gaan
Waarnemingen en foto’s van alle mariene dier- en wiersoorten zijn welkom en kunnen worden doorgegeven via het MOO-portaal, Waarneming.nl en Telmee.nl. Bijzondere waarnemingen zijn ook welkom op de Facebookpagina van ANEMOON/MOO/LIMP/SMP. Via Verspreidingatlas.nl worden waarnemingen zichtbaar gemaakt op kaart.
Tekst: Niels Schrieken, Stichting ANEMOON, NOB en ARK Natuurontwikkeling en Marieke Reisinger, ARK Natuurontwikkeling
Foto's: Niels Schrieken; Valentin Engelbos, Stichting ANEMOON