Transplantatie behoudt groefwier in de Oosterschelde
Waardenburg EcologySinds 2007 zijn zeedijken langs de Oosterschelde aangepast omdat bepaalde dijktrajecten niet meer voldeden aan de eisen vanuit waterveiligheid. Een van de onderdelen die vernieuwd werd, is de steenbekleding van de dijken in de getijdenzone. Bij de aanpassingen gaat de aanwezige flora en fauna verloren.
Groefwier
Een van de bijzondere soorten van het harde substraat in de Oosterschelde is groefwier (Pelvetia canaliculata). Dit bruinwier, dat van oorsprong groeit op rotskusten, komt in Nederland alleen voor in de Oosterschelde. Groefwier groeit hoog in de getijdenzone en valt 90% van de tijd droog. Het wier is klein van formaat en een droogtespecialist die tot 65 procent van zijn water kan verliezen.
Achteruitgang
Bij aanvang van de dijkwerkzaamheden bij Sint Annaland werd duidelijk dat het aantal groeiplaatsen van groefwier in de Oosterschelde sinds de jaren '80 sterk gedaald was. Groefwier kwam niet terug op de nieuwe bekleding en bovendien stonden de resterende groeiplaatsen op het punt vervangen te worden in het kader van de dijkwerkzaamheden. Groefwier hecht zich permanent aan de ondergrond (onder andere aan basaltzuilen). Indien deze bevestiging wordt verbroken, kan die niet worden hersteld.
Transplantatie
Daarom is in 2015 geprobeerd groefwier te behouden met een transplantatie. Eerst is de dijkbekleding op het groefwier afgestemd, en over anderhalve kilometer is gebruik gemaakt van een toplaag met basaltsplit (een droog materiaal). “Oude” basaltzuilen met daarop groefwier zijn op de nieuwe dijkbekleding gelegd. In 2016 wijst de monitoring uit dat er sprake is van een succes: Jonge groefwiertjes zijn nu ook gevonden op de nieuwe betonzuilen. De groeiplaats van de soort in de Oosterschelde is door maatwerk behouden.
Tekst: Karin Didderen en Martien Meijer, Bureau Waardenburg; Peter Meininger, RWS, voorheen Projectbureau Zeeweringen
Foto's: Karin Didderen