Gele Kwikstaart: akkermannetjes in mineur?
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsHet is bijna niet meer voor te stellen dat provincies zo goed en degelijk hun ornithologische boekhouding probeerden bij te houden, en het is helemaal bijzonder dat twee onderzoekers, als bijproduct van intensief veldwerk, de ecologie van een wat vergeten akkervogel in beeld brachten (pdf; 4,3 MB).
Bijlsma & de Roder keken natuurlijk verder dan hun neus lang was en naast een ‘platte kartering’ werd ook veel tijd gestoken in het snappen hoe het toch mogelijk was dat Gele Kwikstaarten in groten getale de grootschalige akkers van de veenkoloniën wisten te vinden. De volgende opmerking in het rapport van Frank en Rob slaat de spreekwoordelijke spijker op de kop:
Dertig jaar later moeten we het antwoord op deze vraag schuldig blijven. In de Duitse literatuur is er een mooi woord voor de overstap van graslanden naar akkerbouwgewassen te vinden: “Biotopwechsel”, oftewel het verlaten van het ene broedhabitat voor het andere. Hoewel fatsoenlijk broedbiologisch onderzoek naar ‘akkermannetjes’ in Nederland nooit van de grond kwam, is uit Brits onderzoek wel het een en ander bekend over welke akkergewassen de voorkeur hebben van een soort die gedurende de winterperiode in de Sahel overwintert.
Cruciaal in de broedbiologie van Gele Kwikstaarten is een goede mix van dekking en toegankelijkheid. Dit is dan ook de reden dat veel nesten van deze soort langs spuitsporen in wintergranen (tarwe in het bijzonder) zijn te vinden. Deze zelfde spuitsporen worden echter ook veelvuldig gebruikt door scannende vossen en van A naar B lopende marters. Uit data van GPS-loggers maken we op dat ‘onze’ Grauwe en Blauwe Kiekendieven weten wanneer de jonge Gele Kwikstaarten in deze spuitsporen beginnen rond te lopen: we zien de kiekendieven dan zeer gericht langs de spuitsporen jagen.
Net als bij Veldleeuweriken zijn wintergranen voornamelijk voor de eerste golf legsels van belang. Enige variatie in gewasaanbod is belangrijk voor een soort die meerdere legsels per jaar heeft. Waarschijnlijk is de belangrijkste reden dat de dichtheden in de Drents/Groningse veenkoloniën zo hoog zijn het grote aandeel (fabrieks)aardappelen en (suiker)bieten.
Dat Gele Kwikstaarten de talrijkste akkervogels zijn in Nederland, weten we al sinds we eind jaren tachtig met broedvogeltellingen in onder andere Groningen, Drenthe en Flevoland begonnen. Op basis van onze recente punttellingen kunnen we becijferen dat er alleen al in de Groningse akkers minimaal 15.000 paartjes rondvliegen. In Drenthe en Flevoland zijn de aantallen mogelijk vergelijkbaar. Zorgwekkend is dat uit de puntteldata in de Groningse akkers over de jaren 2009-2015 blijkt dat de Gele Kwikstaart met gemiddeld 3,7 % per jaar achteruitgaat.
Bijlsma & de Roder gaven het in 1985 al aan: de intensieve graslanden zijn niet het meest ideale broedhabitat voor akkermannetjes in ons deel van Europa. Momenteel zijn we druk doende trends en ontwikkelingen in beeld te brengen van gebieden in Denemarken (afname), Duitsland (waarschijnlijk afname), Frankrijk (een overweldigende toename in een aantal belangrijke gebieden), Verenigd Koninkrijk (halvering populatie sinds de jaren ’90) en Vlaanderen (naar het lijkt een vergelijkbare afname als in Groningen). Enige slagen om de arm zijn echter verstandig, omdat behalve in Frankrijk en Engeland in veel Europese landen betrouwbare meetnetten, met een behoorlijke steekproef in grootschalig akkerland, eigenlijk niet of nauwelijks voorhanden zijn.
Wij zijn benieuwd hoe de aantalsschattingen van de nieuwe vogelatlas eruit gaan zien. De schatting van de meest recente atlas (uitgave 2002) van 50.000 paar in Nederland lijkt in ieder geval te bescheiden te zijn geweest.
Tekst: Ben Koks & Oike Vlaanderen, Werkgroep Grauwe Kiekendief
Foto: Ben Koks (leadfoto: Gele Kwikstaart in erwtgewas)
Kaart en grafiek: Werkgroep Grauwe Kiekendief
Citaat uit: Bijlsma, R., F. de Roder. 1985. Broedvogelinventarisatie noordelijk Oost-Drenthe 1985. Provinciale Planologische Dienst van Drenthe, Assen.