Alle vlinders en bijen weggemaaid!
De VlinderstichtingAlle bloemen zijn verdwenen en je komt geen vlinder of bij meer tegen. En dat terwijl het pas half mei is! Deze ervaring hebben veel vlindertellers en De Vlinderstichting krijgt dan ook regelmatig reacties van mensen die het doodzonde vinden en vragen of we daar niets tegen kunnen doen. Uiteraard kunnen we contact opnemen met de beheerder, maar wat vragen we dan? Als bermen en graslanden niet gemaaid worden zijn binnen een paar jaar de kruiden en bloemen verdwenen en zijn ze veranderd in ruigten waar de graslandvlinders niet in kunnen leven. Maaien is dus ook voor de vlinders een prima beheermaatregel en moet wel gebeuren om te zorgen dat het gebied geschikt blijft.
Wel kunnen het tijdstip en de methode van maaien worden aangepast zodat vlinders, bijen en veel andere dieren kunnen overleven. Op rijke bodems zoals klei is het vaak zelfs nodig om tweemaal per jaar te maaien. Als vuistregel kun je tweede helft juni en begin september nemen (hoewel natuurlijk elk jaar anders is). Op grotere graslandpercelen wordt maaien ook wel gecombineerd met nabeweiding door jongvee.
Op zandgronden kan eenmaal maaien voldoende zijn en dat dan het liefst in de eerste helft van september of begin augustus op voedselrijkere plekken. Maar niet alles tegelijk! Het is voor veel dieren belangrijk dat er variatie is. Als er delen zijn gemaaid, zijn die voor sommige vlinders extra geschikt om hun eitjes af te zetten. De planten daar groeien snel weer uit en zijn dan vaak prima voedsel voor bijvoorbeeld de rupsen van bruin zandoogjes. Maar die vlinders blijven alleen in het terrein als er ook voedsel te halen is. Op eerder gemaaide delen treedt nabloei op, waardoor het bloemenaanbod tot in de herfst wordt verlengd. Om variatie te krijgen is het essentieel dat er gedeelten blijven overstaan. Daar staan nog bloemen te bloeien zodat de vlinders en bijen er voedsel hebben en dat zijn ook de plekken waar eitjes, rupsen en poppen kunnen overleven. De stukken die blijven staan moeten een volgende keer dan wel worden mee gemaaid, maar dan kan er weer een andere strook blijven staan.
De stukken hoeven helemaal niet zo groot te zijn. We gaan er van uit dat 10 tot 20% overstaande vegetatie voldoende is. Dit gefaseerd maaibeheer wordt op steeds meer plekken al toegepast, maar het blijkt nog moeilijk om dit bij beheerders van bermen en openbaar groen, en zelfs bij sommige natuurbeherende organisaties, echt structureel ingevoerd te krijgen.
De Vlinderstichting onderzoekt komende jaren, samen met Vlaamse collega’s, een nieuwe manier van maaien: sinusbeheer. Met deze methode wordt, door de fasering te combineren met kronkelende maaibanen, nog meer variatie gecreëerd en we gaan uitzoeken of dit ook hogere natuurwaarden gaat opleveren. Natuurlijk gaan we er ook voor zorgen dat het zodanig praktisch uitvoerbaar wordt dat bermbeheerders, gemeenten en (uiteraard) natuurbeherende organisaties dit op grotere schaal gaan toepassen. Dat kan veel teleurstelling bij natuurliefhebbers voorkomen en vlinders en bijen zullen er wel bij varen.
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting