Biobouwers bepalen sterk het voedselweb van kustgebieden
Altenburg & Wymenga, Radboud Universiteit, Rijksuniversiteit GroningenSoorten die hun omgeving sterk veranderen worden ook wel biobouwers genoemd. Zo bieden zeegras, slijkgras en mosselen structuren waartussen veel andere planten en dieren zich kunnen vasthechten of verstoppen. Hierdoor neemt het aantal soorten vaak sterk toe. Maar naast een toename van soorten, blijken biobouwers ook de voedselrelaties tussen deze soorten te veranderen. Ze beïnvloeden namelijk de gehele structuur van het voedselweb (wie eet wie). Dit laten onderzoekers in een internationaal consortium onder Nederlandse leiding (NIOZ, RUG, RU, UvA) zien in een studie die deze week verschijnt in het gerenommeerde internationale wetenschappelijke tijdschrift Proceedings of the Royal Society B.
De onderzoekers hebben de effecten van biobouwers op het voedselweb in twee kustecosystemen onderzocht. Zo kunnen kiezelstranden langs de kust van Noord-Amerika (Rhode Island) gekoloniseerd worden door slijkgras. Op de kale kiezelstranden komen maar weinig soorten voor. Planten en dieren worden met hoog water kapot gemalen tussen de grote kiezels, terwijl ze bij laag water uitdrogen in de zon. Maar zodra de stengels van slijkgras de kiezels op hun plaats houden en de bladeren voor schaduw zorgen, kunnen er opeens wel allerlei soorten overleven. En als er dan ook nog mosselen tussen het slijkgras gaan groeien, wordt de bodem nog stabieler en neemt het aantal soorten nog verder toe (gemiddeld ongeveer 2,5 keer meer soorten dan op de kale kiezels of zand). Naast deze toename in soorten, neemt ook het aantal voedselrelaties tussen soorten (gemidddeld ongeveer 1,7 keer) toe en daarmee de complexiteit van het voedselweb.
De onderzoekers herhaalden hun onderzoek aan de andere kant van de Atlantische oceaan. Langs de kust van West-Afrika (Banc ‘d Arguin, Mauritanie) worden kale zandplaten gekoloniseerd door zeegras. Op de kale platen komt, net als op de kiezelstranden, weinig leven voor. Maar zeegras vangt fijn sediment in waardoor een dikke laag slib ontstaat waar allerlei soorten van profiteren. Wanneer krabben vervolgens grote poelen graven in de sliblaag, dienen deze voor tientallen vissoorten als kraamkamer. Hierdoor neemt de biodiversiteit, en de complexiteit van het voedselweb nog verder toe.
Het voedselweb in beide gebieden wordt dus sterk beïnvloed door een tweetraps biobouwer-effect. Verder bleek dat vrijwel geen enkele soort volledig afhankelijk was van zeegras, slijkgras, mosselen en krabben als voedsel, terwijl heel veel soorten wel afhankelijk bleken van de biobouwer-effecten van deze soorten. De opbouw van een voedselweb wordt dus niet alleen bepaald door wie-eet-wie, maar ook door biobouwer-effecten.
Daarom is het belangrijk om voor een beter begrip van bedreigde kustgebieden vooral ook de biobouwer-effecten in kaart te brengen. Dat geldt voor de onderzochte gebieden, maar naar verwachting ook voor andere kustgebieden zoals de Waddenzee. In de Waddenzee zijn onder andere mosselen, (Japanse) oesters en zeegras belangrijke biobouwers. Doordat zij een belangrijk fundament vormen voor het voedselweb, is herstel (actief dan wel passief) en bescherming van deze biobouwers belangrijk.
Tekst: Els van der Zee, Altenburg & Wymenga, Han Olff, Rijksuniversiteit Groningen en Tjisse van der Heide, Radboud Universiteit
Foto's: Laura Govers; Christine Angelini; Els van der Zee