Flinke natuurwinst in veenkern Engbertsdijksvenen
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
Het klinkt zo logisch: zorg voor een hogere waterstand en je verdroogde hoogveen herstelt. In de praktijk is echter maatwerk nodig om het gewenste natuurherstel te bereiken. Dankzij een langzaam verhoogde waterstand in de Engbertsdijksvenen is niet alleen het veenmos gaan groeien, maar is ook het leefgebied voor de zeldzame Veenmier, Turfsnelloper en Veenzwartschild veilig gesteld.
Verdroging
Het verhogen van de waterstand wordt in hoogvenen vaak toegepast als maatregel tegen verdroging. In het verleden hebben daarbij nog wel eens ‘fauna-ongelukken’ plaatsgevonden. Lokaal verdronken populaties van Adder en Veenhooibeestje tijdens hun winterrust, omdat ze de snelle waterstijging niet konden bijbenen. In de Engbertsdijksvenen heeft Staatsbosbeheer de vernatting van de hoogveenkern de afgelopen jaren juist subtiel aangepakt. Onderzoek van Stichting Bargerveen wijst uit dat niet alleen de veenmossen, maar ook karakteristieke diersoorten profiteren van de maatregelen die tien jaar geleden zijn genomen.
Succes
Na aanleg van een kade in 2005-2006 is de waterstand in de hoogveenkern in zeven jaar geleidelijk verhoogd. Ook het deelgebied “Weide van Overesch” werd vernat, zodat daar weer hoogveenontwikkeling mogelijk is. Met een ‘nulmeting’ in 2006 voor mieren, loopkevers, spinnen en hooiwagens en een herhaling hiervan in 2013-2014 zijn de kortetermijneffecten van de maatregelen vastgesteld. Zowel voor de vegetatie als voor de fauna blijken de maatregelen een succes.
Veenmossen en diersoorten
De veenmosbedekking is zowel in de kern als in de Weide van Overesch toegenomen. De toename van Pijpenstrootje, als gevolg van verdroging na doorbraak van een veenkade in 1998, is na aanleg van de nieuwe kade gestopt. Bovendien werd een groot aantal diersoorten van (hoog)venen of natte heide aangetroffen. De Engbertsdijksvenen vormen voor hen een belangrijk leefgebied. Alle karakteristieke soorten die in de nulmeting zijn aangetroffen, bleken ook in 2013-2014 nog aanwezig, vaak zelfs in hogere dichtheden.
Veenmier, Turfsnelloper en Veenzwartschild
Positieve effecten gelden onder andere voor de Veenmier (Formica picea) en Turfsnelloper (loopkever Agonum ericeti). Deze soorten zijn voorafgaand aan de maatregelen uitsluitend in de kern aangetroffen en verspreiden zich in de regel slecht naar nieuwe locaties. Van beide soorten werden nu hogere dichtheden aangetroffen en de Veenmier komt nu ook buiten de kern voor. Bovendien is in 2013 de Veenzwartschild (Pterostichus aterrimus) als nieuwe soort aangetroffen in de Engbertsdijksvenen. Dit is een zeldzame en zeer vochtminnende loopkeversoort met een sterke voorkeur voor oevers van voedselarme wateren in hoog- en laagvenen.
Tekst: Marijn Nijssen & Gert Jan van Duinen, Stichting Bargerveen
Foto’s: Gert Jan van Duinen, Stichting Bargerveen; Hans B. Schikora