Valse melkboleet met roze voet en ingegroeide vezels in de hoedhuid

Zeer zeldzame Valse melkboleet wel te vinden langs schelpenpaden

Nederlandse Mycologische Vereniging
26-AUG-2015 - Nergens in Nederland worden zoveel Valse melkboleten gevonden als in de Staatsbossen van Schoorl. De eerste exemplaren van het jaar zijn hier weer gesignaleerd. Deze zeldzame boleet is in de duinen van Schoorl een gewone verschijning dankzij de vele schelpenpaden die in het gebied te vinden zijn, want zonder kalk zijn er geen Valse melkboleten.

Bericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging [land] op [publicatiedatum]

Nergens in Nederland worden zoveel Valse melkboleten gevonden als in de Staatsbossen van Schoorl. De eerste exemplaren van het jaar zijn hier weer gesignaleerd. Deze zeldzame boleet is in de duinen van Schoorl een gewone verschijning dankzij de vele schelpenpaden die in het gebied te vinden zijn, want zonder kalk zijn er geen Valse melkboleten.

Boleten
De Valse melkboleet (Suillus collinitus) staat op de Rode Lijst voor paddenstoelen als zeldzaam en bedreigd. Hij behoort tot een aparte groep van boleten (Suillus) waartoe in Nederland 14 soorten behoren. Alle vertegenwoordigers van deze groep vormen mycorrhiza’s (leven in symbiose) met naaldbomen. De meeste soorten zijn te herkennen aan de slijmerige hoed, kleine vlekjes op de steel en een velum die soms een ring vormt op de steel.

Valse melkboleet met roze voet en ingegroeide vezels in de hoedhuid (foto: Martijn Oud)

Valse melkboleten worden vanaf de zomer tot in november op de geschikte groeiplaatsen gevonden met een piek in oktober. In Nederland vormen ze mycorrhiza’s met dennen (Pinus) en dan vooral met de Zwarte den (Pinus nigra) die veel in de duinen voorkomt. Valse melkboleten worden meestal met enkele exemplaren bijeen gevonden, soms in grotere groepen tot tientallen exemplaren.

Kenmerken
De Valse melkboleet is een middelgrote boleet met een licht- tot chocoladebruine hoed met een doorsnede van 8 tot circa 11 centimeter. De hoed is onder vochtige omstandigheden zeer slijmerig en kenmerkt zich door ingegroeide donkerbruine vezeltjes. De geelwitte tot citroengele steel is bedekt met fijne, roodbruine puntjes. De geel tot olijfgele poriën verkleuren kaneelbruin bij aanraking. De steelbasis is min of meer roze gekleurd met roze aanhechtingsvlakjes van het mycelium. De Valse melkboleet scheidt nooit zogenaamde melkdruppeltjes af, zoals dat gebeurt bij jonge exemplaren van de gewone Melkboleet (Suillus granulatus) De Nederlandse naam is daarom wat misleidend. De Valse melkboleet “melkt” helemaal niet. In het veld en van boven af wordt de Bruine ringboleet wel eens aangezien voor een Valse melkboleet vanwege de eveneens bij vochtige omstandigheden slijmerige hoed met de eveneens ingegroeide donkerbruine vezeltjes. Check daarom met een spiegeltje of er geen ring aanwezig is op de steel en of de steelbasis roze is gekleurd.

Jonge Melkboleten melken, Valse melkboleten niet

Voorkeur voor schelpenpaden
De Valse melkboleet moeten het hebben van kalkrijk, min of meer voedselarm dennenbos (Pinus) op zand. Hij wordt in Nederland vooral in de kustduinen gevonden en toont hier een voorkeur voor vrij jong dennenbos. Omdat de Schoorlse staatsbossen behoren tot het overwegend kalkarme waddendistrict zijn Valse melkboleten hier afhankelijk van de aanwezigheid van kalkrijke zones in de buurt van schelpenpaden.

Het is opmerkelijk dat er in de kalkrijke duinen ten zuiden van Bergen (NH) minder Valse melkboleten voorkomen dan langs de kunstmatig aangelegde kalkrijke schelpenpaden in de Schoorlse staatsbossen. Deze afhankelijkheid van schelpenpaden in een overwegend kalkarme omgeving geeft aan hoe belangrijk schelpenpaden zijn voor kalkminnende paddenstoelen. Ook het algemene voorkomen in Schoorl van de zeer zeldzame Druppelparasol is te danken aan de aanwezigheid van schelpenpaden. De tegenwoordige trend om schelpen als wegverharder te vervangen door betonnen platen zal op den duur negatief uitpakken voor de paddenstoelen van kalkarme regio’s in het hele land.

Tekst en foto’s: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging