Slijmzwammen kweken met plantaardig afval
Nederlandse Mycologische VerenigingBericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging [land] op [publicatiedatum]
Weleens gehoord van Heksenboter of IJsvingertjes? Dit zijn vrij bekende slijmzwammen (myxomyceten) die door hun kleur en grootte opvallen. Er zijn echter vele slijmzwammen die veel kleiner zijn, zoals het Bleek dwerglantaarntje of het Dwerg sporendoosje. Deze zijn alleen te vinden door met een loep te speuren of, voor de echt hele kleine, door ze zelf te kweken.
Wil je meer soorten dan alleen de beter bekende slijmzwammen ontdekken, dan zul je er naar op zoek moeten. De meeste soorten zijn namelijk heel klein (gemiddeld 2 millimeter hoog). Slijmzwammen zijn bovendien erg goed in verstoppertje spelen. Door hun leefwijze hebben ze een voorkeur voor het voorkomen op beschutte, vochtige plekken waar ze nogal eens in groot aantal aanwezig kunnen zijn. Maar al doe je nog zo je best door met behulp van een loep een gekozen substraat (bijvoorbeeld een sterk verrotte boomstam) af te speuren, soorten die kleiner dan een millimeter blijven zoals de genoemde dwergjes kunnen buiten niet worden opgemerkt.
Hoe kunnen deze mini's dan wel worden gevonden?
Al rond 1930 ontdekte men dat de microscopisch kleine eencellige slijmzwammen die behoren tot de Protozoa gemakkelijk te kweken zijn. De meeste kweekbakjes leveren al vrij snel één of meerdere soorten op waaronder ook de uiterst kleine soorten. Zoals te lezen valt in artikelen (ook op internet) vormen kweekresultaten van slijmzwammen tegenwoordig een belangrijke aanvulling op resultaten van veldonderzoek. Voor het kweken kan losgekomen schors en ander plantaardig afval worden gebruikt.
Slijmzwammen laten zich binnenshuis gemakkelijk kweken. Een kweekbakje moet waterdicht zijn en afgesloten kunnen worden met bij voorkeur een lichtdoorlatend deksel. Om het ontwikkelingsproces op gang te brengen, dient het substraat (bijvoorbeeld de schors) eerst een paar dagen in water ondergedompeld te worden tot het doornat is. Daarna moet het meeste water worden afgegoten. Een laagje water blijft achter want het substraat mag niet uitdrogen. Een stuk keukenrol, vooraf op de bodem gelegd, helpt ook (de kweek kan later bevochtigd worden met een plantensproeier). Het bakje wordt op een lichte plaats gezet en dan is het afwachten.
De kleinste soorten zoals het genoemde Bleek dwerglantaarntje kondigen zich niet aan. De minuscule vruchtlichaampjes blijken plots aanwezig, vaak al na een paar dagen. Je hebt wel een binoculair nodig om ze te kunnen opmerken. De wat grotere soorten kondigen zich vaak wel aan door middel van een meer of minder goed zichtbaar plasmodium. Het plasmodium is slijmerig, kruipt veelal over het substraat en groeit tot op een goed moment wordt overgegaan tot vorming van vruchtlichamen. Steeds weer is het een verrassing welke soort er in het kweekbakje verschijnt!
Tekst en foto’s: Marian Jagers, Nederlandse Mycologische Vereniging