Winterse speurtocht levert een nieuwe varen voor Nederland op
FLORONBericht uitgegeven door FLORON [land] op [publicatiedatum]
Recent is een voor Nederland nieuwe varen ontdekt, de Dryopteris pseudodisjuncta. Op 29 december stuitte Sipke Gonggrijp in het Purmerbos op een voor hem nog onbekende varen. Na thuis in de boeken gedoken te zijn kreeg hij het vermoeden dat het wel eens Dryopteris pseudodisjuncta zou kunnen zijn. Het verzameld materiaal werd ter bevestiging opgestuurd naar Bart Hendrikx en ook hij kwam bij het determineren op dezelfde soort uit. De determinatie is inmiddels ook bevestigd door C.R. Fraser-Jenkins, een internationaal erkende autoriteit op het gebied van varens.
Het seizoen om naar planten te kijken loopt gewoonlijk van begin april tot eind september. Maar er zijn steeds meer floristen die er ook in de winter op uit te trekken. Voor de tweede winter op rij struint Gonggrijp al de jonge bospercelen op klei in Noord-Holland af op zoek naar bijzondere varens. In de winter zijn de algemenere soorten door de vorst bovengronds afgestorven en daardoor vallen de minder algemene wintergroene varens des te meer op. De winterse zoektochten hebben daardoor al veel nieuwe groeiplaatsen van wintergroene soorten zoals Tongvaren opgeleverd. Zelfs van minder algemene soorten als Zachte naaldvaren en Stijve naaldvaren zijn nieuwe plekken gevonden. Eind 2014 leverde zo’n zoektocht zelfs een nieuwe varensoort voor Nederland op, iets waar elke florist van droomt.
Dryopteris pseudodisjuncta beschikt nog niet over een Nederlandstalige naam. Hij maakt deel uit van het zogenaamde Dryopteris affinis-complex. Dit complex bestaat uit een aantal nauw verwante, veelal wintergroene soorten, die pas recent als aparte soorten worden onderscheiden. De soorten lijken vrij veel op de algemene Mannetjesvaren (Dryopteris filix-mas), maar deze sterft in de regel aan het begin van de winter af. Verder hebben de soorten van het Dryopteris affinis-complex een loodgrijze vlek bij de aanhechting van de deelbladen aan de bladspil. De soorten binnen het Dryopteris affinis-complex blijken een verschillende ontstaansgeschiedenis te hebben en zijn met enige moeite goed te onderscheiden.
Dryopteris pseudisjuncta onderscheidt zich onder andere door de afgeronde toppen van de deelblaadjes, de enigszins V-vormige inkeping tussen de deelblaadjes en het feit dat het midden van het indusium (dekvliesje van het sporenhoopje) donkerder van kleur is. Alle soorten binnen het complex zijn apomictisch, dat wil zeggen dat er alleen ongeslachtelijke voortplanting (door sporen) plaatsvindt en de nakomelingen dus klonen zijn van de ouderplant. Dryopteris pseudodisjuncta heeft een vrij klein areaal met vondsten in onder andere Schotland, Duitsland, België en Noorwegen.
Tekst: Sipke Gonggrijp en Bart Hendrikx, FLORON
Foto's: Sipke Gonggrijp