Sterke verschillen in provinciale resultaten bij Vlindertelling
Bericht uitgegeven door Natuurpunt Studie [land] op [publicatiedatum]
Uit een analyse van de cijfers van Het Grote Vlinderweekend van Natuurpunt blijkt dat er grote provinciale verschillen zitten in de resultaten van 2014. Enkel in Oost-Vlaanderen blijkt de top-3 dezelfde soorten te bevatten als op nationaal vlak, terwijl die voor andere provincies sterk verschilt. Aan de hand van een eerste analyse van de resultaten kunnen we nu al een verklaring geven voor enkele van deze provinciale verschillen.
Nationaal gezien was de Kleine vos dit jaar de meest getelde vlinder in Vlaamse tuinen. De wijdst verspreide soort was dan weer de Atalanta. Die werd in 2 op 3 Vlaamse tuinen gezien en stond in elke provincie op nummer 1 of 2. Ook de koolwitjes zaten zoals elk jaar overal bij de talrijkste en wijdst verspreide soorten maar werden nationaal nog in aantal geklopt door de minder wijd verspreide Oranje zandoogjes. Waar die aanwezig waren, werden ze meestal in grotere aantallen gezien dan koolwitjes.
De rest van de top-10 blijkt echter sterk verschillend tussen de provincies. Zo heeft bijna elke provincie een andere winnaar. De Kleine vos was het talrijkst in West-Vlaanderen. In Antwerpen was dat de Atalanta, in Vlaams-Brabant en Brussel het Klein koolwitje, en in Limburg en Oost-Vlaanderen het Oranje zandoogje. Die laatste soort stond nationaal op nummer 3, maar was in Antwerpen dan weer pas de zevende meest getelde soort, en komt dus niet overal even talrijk voor. In de ruit tussen Lier, Mechelen, Leuven en Aarschot is de soort zelfs helemaal afwezig. De reden voor deze merkwaardige verspreiding is nog niet opgehelderd. Ook in Nederland ontbreekt de soort in het midden van het land.
Voor andere vlindersoorten zijn de verschillen tussen de provincies beter te verklaren. Meestal liggen lokale verschillen in bodemgesteldheid, vegetatie, klimaat en mate van verstedelijking aan de basis. Zo staat in Antwerpen en Limburg de Citroenvlinder op 5, terwijl die in Oost- en West-Vlaanderen niet eens in de top-10 voorkwam. De vrouwtjes van deze soort (die niet geel zijn zoals de mannetjes maar groenig wit), leggen hun eitjes op Sporkehout, een plant die in verspreiding beperkt is tot de zandige Kempen. In die streek is de Citroenvlinder helemaal terug van weggeweest.
Het wijde voorkomen van zowel het Groot als Klein koolwitje (herkenbaar aan hun witte vleugels met zwarte stippen) in de top-5 van quasi alle provincies is dan weer te verklaren omdat hun waardplanten (zoals meldes, koolsoorten en kruisbloemigen) heel verspreid voorkomen in de natuur. Ook in moestuintjes kunnen koolwitjesrupsen hun buikje vol eten. De grote, zwart met oranje en witte banden getooide Atalanta is niet sterk gebonden aan bepaalde habitattypes, maar is een ver vliegende soort die zich door het warme voorjaar goed kon voortplanten en hierdoor in alle provincies talrijk was. De Kleine vos doet het op de meeste plaatsen terug goed na een zeer sterke terugval met een eerste plaats in West-Vlaanderen (één derde van de waargenomen soorten was een Kleine vos) en een hoge score in alle provincies behalve Vlaams-Brabant en Brussel en Limburg waar de kleine, oranje soort met zwarte en gele vlekken op de vleugels op een respectievelijk zevende plaats en zesde plaats strandt.
Wat gelijk loopt tussen de provincies is dat overal de vliegtijd van dagvlinders dit jaar 2 tot 3 weken vroeger viel. Weer en klimaat hebben dus overal effect op onze vlinderpopulaties.
Tijdens de Tuinvlindertelling doet Natuurpunt een beroep op burgers om informatie te verzamelen over dagvlinders in hun tuin. Aan de hand van deze tellingen wil Natuurpunt de toestand van onze inheemse vlinders jaarlijks opvolgen. Een rapport met de uitgebreide analyse van deze gegevens wordt dit najaar verwacht.
Tekst: Jan Vanstockem & Wouter Vanreusel , Natuurpunt Studie
Foto's: Francois Van Bauwel & Dieder Plu