Weinig vlinders in de jaarlijkse tuinvlindertelling
De VlinderstichtingDe atalanta was gemiddeld in heel Nederland de koploper, maar niet overal. In Groningen, Drenthe, Gelderland en Overijssel was het klein koolwitje de winnaar, en stond de atalanta op de tweede plek.
Kleine vos op veel plekken afwezig
De vierde plek was voor het bont zandoogje. Dat is een vlinder die zich de afgelopen jaren sterk heeft uitgebreid en ook veel in tuinen wordt gezien. Bont zandoogjes zijn territoriaal en een mannetje duldt geen andere mannetjes in zijn buurt, dus grote aantallen bij elkaar zul je er niet van zien. Dat deze toch zo hoog is geëindigd, geeft aan dat hij in veel tuinen aanwezig was. De kleine vos was landelijk zesde, maar deze vlinder is voornamelijk in het westen en noorden van het land gezien. Op de hogere zandgronden in Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant, Limburg, maar ook in Zeeland stond de kleine vos niet eens in de top tien. In vier van de voorgaande edities van de tuinvlindertelling was dit zelfs de meest getelde vlinder.
Laagste aantallen ooit
Er zijn dit jaar gemiddeld vijf vlinders per telling doorgegeven. Dat is het laagste aantal sinds de tuinvlindertelling in 2009 startte. Bij zo’n korte telling van een weekend ben je nogal afhankelijk van toevalsfactoren, zoals de vliegtijd van de vlinders en de weersomstandigheden. Het weer was redelijk te noemen dit jaar. De temperatuur was boven de 20 graden Celsius, maar er was wel vaak vrij veel bewolking. Een echte tuinvlinder als de dagpauwoog was nog steeds aanwezig, maar een aantal weken geleden vlogen er wel veel meer.
Nultellingen
De Vlinderstichting heeft dit jaar met nadruk gevraagd om ook nultellingen door te geven. Als je een kwartier hebt geteld in je tuin en geen enkele vlinder hebt gezien, is dat ook een zinvolle telling. Bij meer dan vierhonderd tellingen was dit het geval: wel geteld, niets gezien. Per telling werden landelijk vijf vlinders geteld. Dat is veel minder dan alle voorgaande edities. Het minimum tot nu toe was 8,2 vlinders per telling in 2018 en 2023. Als we de nultellingen, waar we dit jaar extra aandacht voor vroegen, niet meetellen komen we op 5,5 vlinders per telling, nog steeds een laag aantal.
Het gemiddeld aantal vlinders per telling van de eerste acht jaar, van 2009 tot en met 2016, was 16,4. In de tweede periode van 2017 tot en met 2024 lag dit op de helft, op 8,4. Deze achteruitgang van vlinders komt overeen met de gegevens uit het meetnet vlinders, dat al vanaf 1990 loopt en met name buiten tuinen telt. Het meetnet telt de vlinders gedurende het hele vlinderseizoen, van april tot en met september. De redenen voor de achteruitgang van de vlinders is een combinatie van het zeer intensieve gebruik van ons land, samen met klimaatverandering en dan met name klimaatextremen. Deze lijken dus ook effect te hebben op de tuinvlinders.
Wat kan je zelf doen?
Om de vlinderstand er bovenop te helpen zijn grootschalige maatregelen nodig, maar je kunt ook zelf nu al aan de slag. Zorg voor bloei in je tuin van februari tot in november en gebruik – natuurlijk – onbespoten planten. Zorg ook voor planten waar rupsen van leven, zodat vlinders niet alleen wat komen drinken in je tuin, maar dat ze zich er ook voortplanten. Ook buiten de tuin kan er nog veel verbeterd worden. Zo kun je de gemeente adviseren om in het beheer van hun bermen, groenstroken en parken meer rekening te houden met vlinders en biodiversiteit. Op onze site kunt u een voorbeeldbrief vinden om de gemeente te wijzen op ‘Kleurkeur’, het door De Vlinderstichting ontwikkelde keurmerk voor ecologisch groenbeheer.
Meer informatie
Tekst en foto’s: Kars Veling, De Vlinderstichting