Volop Kleine zeggeknolkelkjes op de oever van het Zwanenwater
Nederlandse Mycologische VerenigingBericht uitgegeven door de Nederlandse Mycologische Vereniging [land] op [publicatiedatum]
Tijdens een excursie naar het Zwanenwater van Paddenstoelenwerkgroep “De Noordkop” werden op de oever van het noordelijke meer op verschillende plaatsen groepjes knolkelkjes gevonden. De kort tot lang gesteelde knolkelkjes zaten op ovale tot langwerpige donkerbruine op rattenkeutels gelijkende zogenaamde sclerotia. Determinatie van de kelkjes bracht aan het licht dat het ging om het zeldzame Klein zeggeknolkelkje.
Het Klein zeggeknolkelkje (Sclerotinia sulcata) is een echte voorjaarssoort en kan van april tot juni worden gevonden. Het sclerotium waar het kelkje uit voortkomt ontwikkelt zich het jaar daarvoor vanaf de zomer tot in de late herfst en overwintert daarna. Zoals bij zoveel soorten bekerzwammen komt er ook bij het Klein zeggeknolkelkje een imperfect en een perfect stadium voor. Het perfecte stadium kennen we goed door de op “rattenkeutels” gelijkende sclerotia met de gesteelde kelkjes, het imperfecte stadium daarentegen valt nauwelijks op. Dit stadium bestaat uit één tot drie millimeter brede langwerpige vlekjes op de stengels van de waardplanten die hoofdzakelijk bestaan uit hoopjes microconidia.
Sclerotia worden door vele paddenstoelensoorten aangemaakt en gebruikt als rustfase en om ongunstige perioden te overleven. Het sclerotium is bestand tegen tijdelijk ongunstige omstandigheden zoals droogte en kou. Sclerotia komen voor bij verschillende paddenstoelenfamilies bijvoorbeeld bij bekerzwammen (Ascomycota) maar ook bij plaatjeszwammen (Agaricomycotina). Ze kunnen kleiner zijn dan een millimeter maar ook het formaat hebben van een suikerbiet zoals bij de Franjeporiezwam (Polyporus tuberaster).
Sclerotia bevatten reservestoffen voor paddenstoelen en zijn rijk aan vet en polysacchariden. Eigenlijk is het een compacte vorm van vastgeklitte myceliumdraden en worden in de volksmond wel wolventanden of rattenkeutels genoemd. Een bekend sclerotium door zijn giftigheid is het Moederkoren op de halmen van graansoorten.
De sclerotia van het Klein zeggeknolkelkje ontwikkelen zich in stengels van zeggesoorten zoals Oeverzegge, Hangende zegge, Snavelzegge en Knotszegge. Het is geen toeval dat dit zeggesoorten zijn die in moerassen, natte graslanden, vochtige bossen en aan oevers voorkomen zoals die in gebieden als van het Zwanenwater te vinden zijn.
De meeste sclerotia van de op de oever aangetroffen knolkelkjes zullen door de golfslag van elders zijn samengedreven. Samen met de afgestorven resten van de zeggesoorten van vorig jaar waarop ze zich hadden ontwikkeld waren ze tegen de oevers van het Zwanenwater beland. Doordat in het voorjaar het waterniveau van de duinmeren van het Zwanenwater kunstmatig wordt verlaagd kwamen ze nu op de oever tussen dood organisch materiaal te liggen met massa’s samengedreven zaden van de Gele lis. Het gaf de indruk van een vloedmerk zoals je die wel tegenkomt op het strand maar dan overgroeid met knolkelkjes.
Tekst: Martijn Oud, Nederlandse Mycologische Vereniging
Foto’s: Hanneke Waller; Martijn Oud