Natuurbeheer door de ogen van insecten
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
Om meer gevoel te krijgen voor het effect van beheermaatregelen op fauna zouden beheerders en beleidsmakers zich vaker moeten verplaatsen in een pissebed, spin of bij. Dit concludeert onderzoekster Toos van Noordwijk die op dinsdag 26 augustus promoveert op haar onderzoek naar effecten van natuurbeheer op diergemeenschappen van kalkgraslanden.
De onderzoekster keek tijdens haar onderzoek als het ware door de ogen van karakteristieke soorten mieren, dagvlinders en wantsen naar het beheer van kalkgraslanden. Door te kijken naar eigenschappen en gedragingen van soorten in verschillende levensfasen (ei, larve, adult) zijn effecten van beheermaatregelen vaak zeer goed te begrijpen en kan het beheer verder geoptimaliseerd worden. In haar proefschrift maakt ze duidelijk dat analyse van de hele levenscyclus van meerdere diergroepen belangrijk is om de biodiversiteit te behouden.
Tijdens het onderzoek werd de verspreiding van soorten in verschillende terreinen onderzocht en werden experimenten met beheermaatregelen uitgevoerd. Daarnaast werden er computermodellen gedraaid om de invloed van de grootte en isolatie van de Zuid-Limburgse kalkgraslanden op fauna te analyseren. In elke deelonderzoek vormden de eigenschappen van de onderzochte diersoorten echter de basis.
Uit het onderzoek bleek onder andere dat het begrazingsbeheer voor veel dieren niet optimaal was. Sommige soorten, zoals de rupsen van de Veldparelmoervlinder, werden letterlijk te grazen genomen omdat ze zich tijdens de jaarlijkse graasbeurt precies in de eetbare vegetatie bevinden. Ook karakteristieke mierensoorten bleken niet te profiteren van begrazing in het najaar, omdat in de zomer de vegetatie zo hoog is dat er te weinig warmte op de grond doordringt en de kolonies zich niet kunnen ontwikkelen. Voor deze soorten zou een lichtere voorjaars- en zomerbegrazing veel beter werken dan de huidige najaarsronde.
Hoewel optimalisatie van de beheermaatregelen noodzakelijk is (en dankzij dit onderzoek al veel wordt toegepast!) blijken de beperkte oppervlakte en isolatie van de huidige kalkgraslanden een belangrijke beperkende factor te vormen voor veel diersoorten. Zelfs voor de meest mobiele, vliegende karakteristieke soorten liggen de terreinen te ver uit elkaar om te bereiken. Zelfs de grootste kalkgraslanden meten slechts enkele hectares en zijn daarmee voor verschillende diersoorten te klein om een populatie te handhaven. Het vergroten en verbinden van de huidige kalkgraslanden moet daarom een hoge prioriteit hebben.
Tekst: Marijn Nijssen, Stichting Bargerveen
Foto's: Margriet Louwen; Kars Veling, De Vlinderstichting; Toos van Noordwijk, Stichting Bargerveen