Mieren wijzen beheerders de weg in kalkgraslanden
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
Het optimaliseren van natuurbeheer voor fauna is een nieuwe weg ingeslagen. Niet de lijstjes met diersoorten, maar de eigenschappen van deze soorten staan in recent onderzoek centraal. Het uitpluizen van de levenscyclus van mieren op kalkgraslanden blijkt zeer succesvol in het begrijpen van problemen voor diersoorten en levert concrete aanbevelingen op voor het beheer van deze gebieden. Het onderzoek wordt deze maand door Stichting Bargerveen gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift ‘Ecological Indicators’.
Kalkgraslanden zijn soortenrijke ecosystemen die in Nederland alleen in Zuid-Limburg voorkomen. De soortenrijkdom van deze gebieden is de afgelopen eeuw sterk achteruitgegaan door onder andere versnippering, stikstofdepositie en stopzetting van het traditionele begrazingsbeheer. Hernieuwd natuurbeheer in de overgebleven terreinen heeft verdere achteruitgang grotendeels kunnen stoppen, maar volledig herstel van de biodiversiteit is voor de fauna niet opgetreden. In het kader van het programma Onderzoek en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) van het ministerie van EL&I is de afgelopen jaren onderzoek uitgevoerd naar de belangrijkste knelpunten en hoe het natuurbeheer effectiever zou kunnen. Daarbij is gekozen voor een nieuwe aanpak waarbij de levenscyclus van soorten centraal staat.
Op 10 kalkgraslanden in binnen- en buitenland hebben onderzoekster Toos van Noordwijk en mierenexpert Peter Boer 35 soorten mieren gevonden. Door nauwkeurig te kijken hoe de levenscyclus van elke mierensoort verloopt, kon achterhaald worden waar verschillende soorten gevoelig voor zijn. Op basis hiervan konden de 35 soorten worden ingedeeld in vier groepen die ieder voor een andere omgevingsfactor het meest gevoelig zijn, zoals een te lage bodemtemperatuur, te weinig voedsel of een geïsoleerde ligging van geschikt leefgebied. Door vervolgens te testen of deze groepen inderdaad minder vaak voorkomen op kalkgraslanden waar temperatuur, voedsel en isolatie ook daadwerkelijk lijken te botsen met hun levenscyclus konden concrete aanbevelingen voor het beheer worden opgesteld.
Zo bleek dat veel typische kalkgraslandmieren gebaat zijn bij begrazing in voorjaar en zomer. De lagere vegetatie resulteert in een hogere bodemtemperatuur in de nazomer. Nu wordt in veel terreinen alleen in het najaar begraasd of gemaaid. Ook de sterke versnippering van de kalkgraslanden bleek een groot probleem te zijn. De afstanden tussen de kalkgraslanden zijn te groot voor soorten die zich niet vliegend kunnen verspreiden of die geen gebruik kunnen maken van kleine geschikte plekjes in het landschap. Het creëren van meer kalkgrasland en het verbinden van bestaande gebieden, bijvoorbeeld door aanleg van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), is dan ook van groot belang voor herstel van de bijzondere mierenfauna. Van Noordwijk is bezig om deze innovatieve analyse ook uit te voeren voor andere insectengroepen. Samen met beheeraanbevelingen voor planten moet dit leiden tot een uitgekiend beheer voor herstel van de bijzondere biodiversiteit van de Nederlandse kalkgraslanden.
Tekst: Toos van Noordwijk, Stichting Bargerveen
Foto's: Wim Dimmers, Alterra; Toos van Noordwijk, Stichting Bargerveen