Kaboutermos na 32 jaar weer terug in Nederland
FLORONBericht uitgegeven door BLWG [land] op [publicatiedatum]
Weinig mossoorten spreken zo tot de verbeelding als Kaboutermos. Deze soort valt op vanwege zijn kenmerkende grote en scheve sporenkapsels. Vers zijn deze nog slank en frisgroen, later worden ze dikker en roodachtig en gaan ze op kaboutermutsen lijken. Het mosplantje zelf is zo klein dat het nauwelijks zichtbaar is. Het Kaboutermos was voor het laatst in 1981 in Nederland waargenomen. Op 9 december werd de soort weer gevonden, door Henk-Jan van der Kolk, op de begraafplaats van Elspeet. Een fraai en mysterieus mos is weer te zien in Nederland!
Kaboutermos (Buxbaumia aphylla) groeit graag op zure, humeuze en iets leemhoudende grond. Het oude gedeelte van de Elspeetse begraafplaats voldoet hier uitstekend aan. Doordat het afgevallen blad elk najaar wordt weggehaald, krijgen mossen en korstmossen de kans om zich te handhaven.
Er groeien dan ook diverse andere grondbewonende soorten mossen en korstmossen op de begraafplaats. Op één van de paden is bijvoorbeeld de Rode heikorst (Baeomyces rufus) te zien, een soort die graag op lemige bodem groeit. Ook het Kaboutermos werd op de grond gevonden. Op en naast een oud graf was de bodem begroeid met algen en verschillende mossoorten, zoals Draadmos en Haarmos. Tussen de haarmossen vielen direct de tientallen ‘kaboutermutsen’ op. De sporenkapsels zijn zo kenmerkend, dat het direct duidelijk was welke bijzondere soort hier uitbundig stond te groeien: Kaboutermos! Uiteindelijk bleek de soort aanwezig te zijn met ongeveer honderd mutsen (sporenkapsels) op een oppervlakte van één vierkante meter.
Tussen 1800 en 1950 is Kaboutermos vaak gevonden op de Veluwe, in Drenthe en op de Utrechtse Heuvelrug. Door luchtvervuiling en stikstofdepositie is er steeds minder geschikt leefgebied gekomen voor de soort. Ook in de ons omringende landen is Kaboutermos in het laagland van West-Europa afgenomen. De dichtstbijzijnde vindplaatsen zijn de Ardennen en de Eifel. Mossen verspreiden zich met stoffijne sporen en kunnen zich vanaf grote afstand vestigen.
Tekst: Henk-Jan van der Kolk en Laurens Sparrius, BLWG
Foto's: Henk-Jan van der Kolk