Mannetje Geelgors op zangpost.

De Geelgors: Vanaf het zand het veen in en opnieuw de klei op

Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum Akkervogels
27-FEB-2014 - De ontwikkeling van de Geelgors in Nederland kent een variabel patroon. In de eerste decennia van de twintigste eeuw kwam de soort nog ‘algemeen’ voor op het bouwland van Noord-Groningen en Noord-Friesland. De naoorlogse intensivering van de landbouw zorgde ervoor dat binnen enkele decennia deze regio’s verstoken waren van broedende Geelgorzen.

 

 

De laatste jaren breidt de Geelgors zich weer naar het noorden uit. In tegenstelling tot het verdwijnen van de Geelgors uit de laaggelegen regio’s in Nederland, nam de Geelgors op het Drentse zand stormachtig toe. In Zuidwest-Drenthe groeide sinds 1970 de stand van circa 600 broedparen naar 1200 tot 1300 broedparen in 1994. Ook in het kleinschalige cultuurland van Westerwolde in het oostelijke deel van de provincie Groningen nam de soort van 100 broedparen in 1980 toe naar ruim 400 broedparen in 1996. Opvallend in het Drentse en Groningse verspreidingsbeeld halverwege de jaren tachtig was de afwezigheid van de Geelgors in het veenkoloniale gebied dat beide provincies met elkaar verbindt.

Zingend mannetje Geelgors

Onderzoek van 2009 tot en met 2013 in het kader van het Meetnet Agrarische Soorten (MAS) in Drenthe en Groningen door tientallen vrijwilligers van Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief laat fraai zien dat de Geelgors tegenwoordig een algemene verschijning is in het veenkoloniale gebied. Uit analyses van de MAS-tellingen wordt duidelijk dat de dichtheden ten opzichte van het broedgebied op het zand vrijwel gelijkgetrokken zijn.

Dichtheden van de Geelgors in akkergebieden op zandgronden en veenkoloniale gronden liggen tegenwoordig dicht bij elkaar (grafiek: Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief)

Wanneer de instroom van broedende Geelgorzen in het veenkoloniale gebied heeft plaatsgevonden is niet precies duidelijk. Winterse punttransecttellingen (PTT) van Sovon geven aan dat na 1996 het aantal overwinteraars in de veenkoloniën zich snel uitbreidde. Het is aannemelijk dat de toename van de broedvogelstand hiermee gelijke tred hield.

Verspreiding van de Geelgors in de Groninger akkerbouwgebieden De uitbreiding van de Geelgors in het noorden beperkt zich niet tot het veenkoloniale gebied. Na jaren van afwezigheid worden ook op de zware zeeklei van het Oldambt ieder voorjaar steeds vaker zingende Geelgorzen gehoord.

De oorzaak van de opmars van de Geelgors is niet precies te duiden, maar zal waarschijnlijk liggen in de opkomst van bomen, bosjes en struwelen in het agrarisch gebied. De aanplant van populierenbossen en de komst van nieuwe landbouwbedrijven omzoomd met windsingels zijn hiervan duidelijke voorbeelden. Niet alleen de verbetering van broedhabitat speelt een rol bij de areaaluitbreiding van de Geelgors. Vermoedelijk zijn de verbeterde voedselomstandigheden in de winter dankzij de aanleg van tientallen wintervoedselveldjes minstens zo belangrijk. Aanwijzingen hiervoor lijken te ontbreken, maar het is niet ondenkbaar dat de duizenden Geelgorzen die jaarlijks de winter doorbrengen op deze graanveldjes de voorbodes zijn van een verdere kolonisatie van noordelijke akkerbouwgebieden op klei.

Tekst: Henk Jan Ottens & Popko Wiersma, Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief
Foto: Henk Jan Ottens
Grafiek en kaartje: Stichting Werkgroep Grauwe Kiekendief