Geelgors en grasmus profiteren van de aanleg van veldstruweel in akkerland
Grauwe Kiekendief - Kenniscentrum AkkervogelsVeldstruweel, lage struikachtige beplanting, hoort van oorsprong bij (open) akkerbouwgebieden. Het markeert overhoekjes en andere onbeteelde grond. In de loop der tijd zijn met ruilverkavelingen, en de drang om steeds effectiever met de schaarse ruimte om te gaan, steeds meer van deze plukjes groen uit het landschap verdwenen. En dat is nadelig voor akkervogels die van struiken en andere ruige vegetaties afhankelijk zijn om te broeden, zoals bijvoorbeeld grasmus en geelgors.
Aanplant van veldstruweel
Tussen 2009 en 2018 werden in het Boerenbuitengebied Muntendam maar liefst 94 vakjes met struweel aangelegd. Deze struweelvakjes bevinden zich vooral op ongebruikte dammen over afwateringssloten, in (brede) wegbermen, op ruimtes onder hoogspanningsmasten en in (buiten)randen van mestbassins en gaslocaties. Vakjes werden aangeplant met meidoorn, hondsroos, vuilboom, liguster, vlier, Gelderse roos en lijsterbes, en omheind met gaas tegen reeënvraat. Het onderhoud behelsde het periodiek verwijderen van gras en andere planten; met name kort na de aanplant om verstikking van de jonge struikjes te voorkomen. Daarnaast werd het struweel gesnoeid als het te breed of te hoog groeide.
Toename grasmussen en geelgorzen
In een centraal deel van het gebied werden zowel in 2013 als 2018 broedvogels geteld. Hier verdubbelde het aantal struweelvakjes in die periode van 17 naar 38. Het aantal grasmussen nam in dezelfde periode toe van 10 naar 18 paar (toename van 80 procent). Alle 8 de territoria die erbij kwamen omvatten een struweelvakje. Het aantal geelgorzen nam toe van 9 naar 19 paar (toename van 111 procent), waarbij 6 van de 10 nieuwe broedparen aan een struweelvakje gelinkt konden worden. Voor zowel grasmus als geelgors geldt dat ongeveer een derde van de struweelvakjes een broedpaar huisvestte. Oftewel, met de aanplant van 3 struweelvakjes komen er gemiddeld 1 grasmus en 1 geelgors bij.
De toename van grasmus en geelgors in Boerenbuitengebied Muntendam kan niet los worden gezien van een algemene toename van beide soorten in Oost-Groningen. Aanwezigheid en uitbreiding van het struweel in Boerenbuitengebied Muntendam moet echter worden gezien als belangrijke randvoorwaarde voor deze toename, die ook veel sterker was dan de algemene toename in Oost-Groningen.
Breed profiteren van veldstruweel
Naast akkervogels profiteren vele andere soorten van de aanleg van veldstruweel, waaronder met name insecten. Dit is ook voordelig voor de boer omdat het de ontwikkeling van plaagvijanden als spinnen, roofvliegen en sluipwespen stimuleert. Aanplant van veldstruweel past daarom in een natuurinclusieve landbouw waarbij minder of zelfs geen insecticiden worden gebruikt.
Aanplant van veldstruweel is een eenvoudige maatregel die veel natuurwinst oplevert, en daarnaast boeren en burgers in het buitengebied bij elkaar brengt. Met de aanplant van struweel in de openbare ruimte, bijvoorbeeld in (brede) bermen en slootkanten, kunnen ook grondeigenaren anders dan boeren een grote bijdrage leveren aan biodiversiteitsherstel in het landelijk gebied.
Meer informatie
- Het artikel ‘Geelgors en grasmus blij met veldstruweel in akkerland’ verscheen afgelopen vrijdag 25 maart in De Levende Natuur. Een PDF van het artikel is op te vragen bij Raymond Klaassen
Tekst: Raymond Klaassen & Sylvia de Vries, Grauwe Kiekendief – Kenniscentrum Akkervogels (GKA)
Foto’s: Annemarie Loof (leadfoto: geelgors), GKA