Welke vogels blijven, welke trekken weg?
Vogelbescherming NederlandBericht uitgegeven door Vogelbescherming Nederland [land] op [publicatiedatum]
De vorstinval zorgt ervoor dat er van alles gebeurt in de vogelwereld. Niet zozeer de kou zelf, maar de beschikbaarheid van voedsel bepaalt de keuze die vogels maken: wegtrekken of blijven? Vogels reageren divers op de kou.
Het voorjaar leek plots dichtbij toen in de laatste dagen van januari de eerste grutto’s opdoken langs de IJssel, in Midden-Delfland en bij Amsterdam. Deze zijn nu weer vertrokken, want de bevroren bodem en het ijs maakt het zoeken van wormen met de lange snavel onmogelijk; bovendien zitten de wormen diep in de grond. In getijdengebieden in Zeeland zitten nog wel grutto’s. Maar dit zijn IJslandse grutto’s (de ondersoort islandica), die een voorkeur hebben voor een zout milieu. Ook kieviten en goudplevieren zijn grotendeels weggetrokken; als de vorst aanhoudt zullen ook de laatste naar het zuidwesten vertrekken. Als de dooi invalt zullen kieviten als eerste weer terugkomen; goudplevieren wachten tot het echt voorjaar wordt.
In het oosten van Nederland werden op 31 januari honderden overtrekkende kraanvogels gezien, afkomstig uit Duitsland. Zij trekken weg naar Frankrijk en wellicht nog verder, naar Spanje. Zo’n 15.000 kraanvogels proberen het de laatste jaren ‘s winters zo lang mogelijk uit te houden in Duitsland, maar de sneeuwbedekking daar maakt het de kraanvogels onmogelijk om nu nog voedsel te vinden.
Door toenemende ijsbedekking van plassen en meren zullen watervogels die afhankelijk zijn van open water, zoals futen, kuif- en tafeleenden, de komende tijd steeds moeilijker aan voedsel komen. Futen trekken daarom naar zee, waar volop vis beschikbaar is, maar kuif- en tafeleenden trekken voor een groot deel weg naar het zuidwesten en westen. Een ander deel zoekt het nog resterende open water op om het daar zo lang mogelijk uit te houden.
Watervogels die gras eten, zoals ganzen, zwanen, meerkoeten en smienten, houden het nog wel even uit, zolang het gras onder een niet al te dikke laag sneeuw ligt. Vooral ganzen zijn goed in staat om de sneeuw weg te krabben om bij het gras te komen.
Blauwe reigers, roerdompen en grote zilverreigers trekken ook deels weg; een ander deel trekt naar het resterende open water. Ze zijn daar niet helemaal afhankelijk van: deze soorten eten ook muizen en mollen, die ze vinden in graslanden en ruigten. IJsvogels echter trekken nauwelijks weg en zijn de klos als het aanhoudend vriest en er te weinig visrijk, open water is.
In de tuin is het aan de vogels ook goed te merken dat het wintert. De bessen die er nog waren, worden nu massaal geplunderd door merels en koperwieken. En er verschijnen meer vogels in de bebouwing, op zoek naar voedsel: lijsters, mezen, vinken. Met name vinken, die op de grond voedsel zoeken, hebben last van sneeuwbedekking. Andere soorten daarentegen niet, zoals de sijs en de appelvink, die leven van zaden die ze in bomen vinden.
Tekst: Ruud van Beusekom, Vogelbescherming Nederland
Foto's: Mark Zekhuis, Arie de Knijff, Luc Hoogenstein, Saxifraga