Bijen slapen de winter door
Bericht uitgegeven door Natuurpunt [land] op [publicatiedatum]
We hadden van hen niets anders verwacht: bijen cocoonen in een nest. Ze overwinteren als volwassen bij of als rustlarve en soms spinnen ze zelfs een cocon om zich heen om zich extra te beschermen. En dan vertrekken ze, heerlijk ingeduffeld, voor een lange winterslaap.
In Vlaanderen overwinteren wilde bijensoorten als volwassen bij of als rustlarve. Maar allemaal slapen ze in de winter in een nest. De meeste bijen geven de voorkeur aan warme en droge nestplaatsen. Heel fijngevoelig dichten ze hun nest af met een mengsel van modder en speeksel of met klei, steentjes en plantendelen. De meeste bijen in Vlaanderen nestelen onder de grond. Ze doen dat door een gaatje in de bodem te maken en zich vervolgens een weg te graven. Bijen die bovengronds nestelen, gebruiken holle stengels, oude boomstammen, kevergangen, graspollen of muren om hun nesten in weg te stoppen. Slakkenhuisbijen – dat verbaast wellicht niet – nestelen in slakkenhuisjes.
Sociaal overwinteren
De meeste bijen leven solitair, maar vaak maken ze hun nest in elkaars buurt. Volwassen mannetjes en vrouwtjes van de Blauwzwarte houtbij bijvoorbeeld overwinteren dikwijls samen in dezelfde boomstronk. De Blauwe ertsbij overwintert in merghoudende stengels als volwassen bij. De eieren van de Gewone sachembij ontwikkelen tot volwassenen om te overwinteren. Veel andere soorten overwinteren dan weer als rustlarve.
Rustlarve
De rustlarve is het laatste larvale stadium voor het popstadium. Deze larve is steviger en minder vormeloos dan de jongere stadia en is beter bestand tegen uitdroging. De rustlarve spint vaak een cocon om zich heen. Zo’n cocon biedt bescherming tegen natuurlijke vijanden en ziektes en is min of meer waterdicht. Aan de voorkant van de cocon kunnen gassen uitgewisseld worden en wordt de vochtigheidsgraad geregeld zodat de larve niet uitdroogt. Wanneer ze alle voedsel uit de broedcel opgegeten heeft, gaat de rustlarve in overwintering. De meeste bijensoorten verpoppen pas na hun winterslaap tot bij. Bij enkele soorten, waaronder de Ranonkelbij blijft een deel van de rustlarven meerdere jaren “in winterslaap”, vooraleer ze de metamorfose tot bij ondergaan. Larven van de Ranonkelbij eten enkel stuifmeel van boterbloemen. Als er een slecht boterbloemenjaar is, kan de bij dat jaar op die manier overbruggen. Je kan het zien als een risicospreiding.
Na de overwintering komen de mannetjes enkele dagen tot weken voor de vrouwtjes uit de nesten. Mannetjes wachten de vrouwtjes op om te paren en de vrouwtjes beginnen meteen na de paring een nest te bouwen. Vaak wordt het nest waarin ze geboren zijn hergebruikt. Van zandbijen is bekend dat ze dezelfde nestplaatsen zelfs tientallen jaren achtereen gebruiken. In elke broedcel leggen vrouwtjesbijen een ei samen met een voedselpakket. Dan sterven ze, hun energie is op en hun vleugels zijn versleten.
De Europese honingbij komt oorspronkelijk uit Afrika en heeft een ingenieus en sociaal overwintersysteem. Honingbijen overwinteren als volwassen bijen in een kolonie. Maar de mannetjes, de darren, overwinteren niet mee. Zij zijn verjaagd en vaak gedood door de werksters, omdat hun taak er al op zit en ze in de winter geen bijdrage meer kunnen leveren aan de kolonie. Werksters zitten in de winter met tienduizenden opeen gepakt in een gedeelte van de korf waarin zich de voorraden honing en stuifmeel van de kolonie bevinden. In het midden zit de koningin, verwarmd door de omringende bijen, die honing eten en warmte opwekken door hun vleugelspieren te bewegen. Hoe kouder het is, hoe dichter ze tegen elkaar aankruipen. De interne thermostaat in de bijenkast houden ze zo op 15 à 25°C, ongeacht de buitentemperatuur. Af en toe wisselen ze van plaats zodat ook de buitenste laag bijen weer kan opwarmen. Pas als de dagen beginnen te lengen beginnen de bijen die dichtbij de koningin zitten, haar te voederen met koninginnenbrij. Dat levert haar de eiwitten die ze nodig heeft om eieren te beginnen leggen en dan is de lente begonnen.
Tekst: Kassiopeia Devriendt & Jens D’Haeseleer, Natuurpunt
Foto's: Nicolas Vereecken & Maarten Jacobs