Visbeekvallei na venherstel

Venherstel in actie in de Visbeekvallei

13-SEP-2013 - Centraal in de provincie Antwerpen, tussen de gemeenten Lille en Beerse vind je de Visbeekvallei. En die Visbeekvallei geldt al geruime tijd als een stukje topnatuur. Adder, Bruine eikenpage, Zegge-oermot: het zijn maar enkele van de uitzonderlijke ambassadeurs van dit gebied. De moerasbossen worden er afgewisseld met kwelrijke hooilanden, broekbossen en heide. Maar vooral de oorspronkelijke vennen waren er dringend aan herstel toe.

Bericht uitgegeven door Natuurpunt Beheer [land] op [publicatiedatum]

Centraal in de provincie Antwerpen, tussen de gemeenten Lille en Beerse vind je de Visbeekvallei. En die Visbeekvallei geldt al geruime tijd als een stukje topnatuur. Adder, Bruine eikenpage, Zegge-oermot: het zijn maar enkele van de uitzonderlijke ambassadeurs van dit gebied. De moerasbossen worden er afgewisseld met kwelrijke hooilanden, broekbossen en heide. Maar vooral de oorspronkelijke vennen waren er dringend aan herstel toe.

En daarom diende Natuurpunt in 2009 een Life+-project in. Dankzij de Europese subsidies konden ondertussen al een aantal kwetsbare habitats in ere worden hersteld. Hersteld, want in het verleden werd het gebied aanzienlijk beschadigd, onder andere door de aanleg van een aantal recreatievijvers. Deze kunstmatige locaties worden stilaan weer omgevormd tot natuurlijke vennen. Oeverwallen werden afgeschuind, slib werd geruimd. De resultaten lieten niet op zich wachten: dit voorjaar vestigde zich in de oeverzone al Stijve moerasweegbree. Opmerkelijk, vooral omdat in deze omgeving in de jaren 90 ook al Weegbreefonteinkruid, Kleinste egelskop en Ondergedoken moerasscherm werden gevonden. Die soorten hebben een aantal dingen gemeen: ze zijn zeer zeldzaam en moeten het hebben van basenrijke milieus. Ze verdwijnen heel snel bij verzuring, eutrofiëring (vermesting) en het wegvallen van kwel.

Na de ingreep is het wachten tot de natuur de wonde geneest (Foto: Werner Van Hove)

Zelfs vóór de geplande werkzaamheden liet de aanwezigheid van bepaalde vensoorten al het beste verhopen. Het plan van aanpak was vrij eenvoudig:
in eerste instantie werd de bovenste laag van een naburig grasland afgegraven. Uit fosfaatanalyses van de bodem bleek dat de bovenste grondlaag waarin de planten zich wortelen (de zogenoemde bouwvoor) sterk was aangerijkt met meststoffen. Beter nieuws: onder die bouwvoor zat een schrale zandbodem. Om uitspoeling van fosfaten uit de bouwvoor naar de geplande vennen te vermijden, werd de volledige toplaag verwijderd. In stap twee werden oeverwallen afgeschuind. Doel: een geleidelijke overgang creëren tussen de vijver en het aangrenzende grasland. Want zo’n zachte helling biedt kiemkansen aan heel wat typische ‘vensoorten’ zoals Moerashertshooi, Vlottende bies of Duizendknoopfonteinkruid. Tijdens de graafwerken zelf werd vastgesteld dat er moeraskalk aanwezig was, en dat betekende meteen een gunstige uitgangssituatie voor een succesvol herstel van basenrijke vennen. Die basenrijke vennen kenmerken zich door hun rijkdom aan calcium, magnesium, kalium en ijzer. Die zorgen er voor dat de hogere pH (de zuurtegraad) constant blijft. Bovendien werken die een lage productie in de hand zodat zeldzame, concurrentiegevoelige soorten meer groeikansen krijgen.

Snelle beloning voor het goede werk: Waterpunge  verscheen reeds enkele maanden na het venherstel (foto: Robin Vermylen)

Tot slot werd op de hogere delen van het grasland maaisel gestort, dat afkomstig was van een nabijgelegen blauwgrasland. Blauwgraslanden zijn onbemeste graslanden die slechts één keer per jaar worden gehooid. Ze danken hun naam aan de blauwachtige kleur, een gevolg van de overvloedige aanwezigheid van plantensoorten als Blauwe knoop, Blauwe zegge, Zeegroene zegge, Blonde zegge, Tandjesgras en Pijpenstrootje. Ze zijn uiterst zeldzaam en behoren tot de meest waardevolle graslandtypes van Vlaanderen. Door het ‘opvoeren’ van maaisel uit een blauwgrasland, wordt gepoogd om dit hooilandtype ook op andere plaatsen te doen ontstaan. Op natuurlijke wijze zou dat bijzonder veel tijd vragen en sommige soorten die er vroeger stonden, zouden dan nog altijd ontbreken.

Drie maanden na het voltooien van de werkzaamheden bleek het venherstel een schot in de roos: honderden plantjes Stijve moerasweegbree en tientallen exemplaren van de Waterpunge groeiden in de oeverzone, spontaan gekiemd uit de zaadbank die jarenlang bedolven lag onder de voedselrijke bouwvoor. Dat is een opsteker voor Natuurpunt en vooral: het is het zoveelste bewijs dat gericht en deskundig natuurherstel schitterende resultaten kan opleveren. Intussen kijken de beheerders hoopvol uit naar de terugkeer van andere typische vensoorten zoals Weegbreefonteinkruid, Ondergedoken moerasscherm en Kleinste egelskop. Tot eind 2014 zullen er nog verschillende weekendvijvers worden omgevormd tot ven, broekbos of schraal grasland.

 

 

 

 

 

 

 

Tekst: Frederik Naedts, Natuurpunt Beheer
Foto’s: Werner van Hove en Robin Vermylen