Herstel hoogveen hoopgevend
Stichting BargerveenBericht uitgegeven door Stichting Bargerveen [land] op [publicatiedatum]
Herstel van hoogveen blijkt op veel plaatsen mogelijk. Dit is de hoopgevende conclusie van beheerders, onderzoekers en beleidsmakers na een drukbezochte bijeenkomst in Nijmegen gisteren. De sleutel ligt voornamelijk in een stabiele waterhuishouding en een goede waterkwaliteit. Vooral deze laatste factor is met de huidige neerslag van stikstof nog wel een punt van zorg.
Op de bijeenkomst gisteren op de Natuurplaza in Nijmegen waren ruim zestig mensen aanwezig die bij provincies, waterschappen, beheer- en onderzoeksorganisaties samenwerken aan hoogveenherstel. Zowel ervaring van beheerders, als resultaten van de uitgevoerde herstelmaatregelen en van twintig jaar onderzoek in onder andere het Bargerveen, het Fochteloerveen, het Korenburgerveen, het Aamsveen en de Peelvenen werden behandeld. De dag werd georganiseerd door het Kennisnetwerk O+BN (Ontwikkeling en Beheer van Natuurkwaliteit), een programma van het ministerie van EL&I.
De belangrijkste sleutel voor herstel van hoogveengroei blijkt een combinatie te zijn van een stabiele waterhuishouding en een goede waterkwaliteit: voedselarm en rijk aan CO2. Het type maatregel om dit te bewerkstelligen vergt steeds maatwerk, doordat zowel tussen veengebieden als binnen de gebieden de terreincondities sterk kunnen verschillen. Wat wel overal geldt, is dat hergroei van veenmossen veel makkelijker op gang komt als er nog een laag minder sterk verteerd “witveen” over is. In veel gebieden is echter zoveel turf gewonnen dat alleen het dieper gelegen en sterker verteerde ‘zwartveen’ aan de oppervlakte ligt. Hier komt veengroei veel moeilijker op gang, tenzij er een heel stabiele waterstand gerealiseerd kan worden.
Nu veengroei op veel plaatsen op gang is gekomen, wordt het perspectief verlegd naar de volgende stappen. Zo blijkt het herstel van de dierenwereld in hoogvenen nog achter te blijven. Veel bijzondere diersoorten, zoals de Hoogveenglanslibel en de Veenbesparelmoervlinder, zijn afhankelijk van gradiënten aan de randen van veengebieden. Veel historische plekken met mooie gradiënten zijn verdwenen en voor het opnieuw ontwikkelen moet creatief worden nagedacht over de plek waar deze gradiënten passen in het huidige landschap. Zo zullen ook de randen van hoogveengebieden en opduikingen van de minerale ondergrond binnen een veengebied in ogenschouw moeten worden genomen.
Ook zijn effecten van stikstofdepositie aan de orde geweest. Vanwege de voedselarme omstandigheden zijn hoogvenen gevoelig voor extra stikstof. De ‘kritische depositie waarde’ (KDW) ligt dan ook beduidend lager dan wat er op dit moment nog uit de lucht komt vallen. Hoewel in de huidige situatie veenherstel wel degelijk mogelijk blijkt, is extra aandacht nodig voor het tegengaan van vergrassing en het op peil houden of verder verbeteren van de stabiele waterhuishouding en de waterkwaliteit. Mogelijk zijn de effecten van stikstof te verminderen met intensief beheer (begrazing) of het aanleggen van minder gevoelige bufferzones die stikstof rond het gebied invangen.
Tekst: Marijn Nijssen en Ella de Hullu, Stichting Bargerveen
Foto's: Gert-Jan van Duinen, Stichting Bargerveen