Mannetjes lokken met sexlokstoffen
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
De afgelopen dagen zijn regelmatig kleine nachtpauwogen gezien. Deze spectaculaire nachtvlinder komt voor op heiden en in bossen. De vrouwtjes scheiden een sexlokstof af die mannetjes op grote afstand kunnen ruiken.
Door de geveerde voelsprieten kunnen mannetjes enkele moleculen van de vrouwengeur al detecteren en dan is het een kwestie van heen en weer vliegen en zorgen dat de concentratie van die sexlokstof steeds groter wordt. Zo vinden ze binnen de kortste keren een vrouwtje, maar dan is het nog wel hopen dat ze de eerste zijn, want er zijn zeker meer kapers op de kust. Soms vind je wel vijf of zes mannetjes rondom een geurend, maagdelijk vrouwtje. De kleine nachtpauwoog is een niet zo gewone soort die vooral voorkomt op de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, in heidegebieden in het noordoosten van het land en in de drie zuidelijke provincies. Deze opvallende, grote vlinder kan op sommige vliegplaatsen gewoon zijn. Hij komt voor in bossen en in heiden en schrale graslanden. In Zeeland komt hij vooral voor in ruige graslanden.
De rups is helemaal niet kieskeurig en eet van diverse loofbomen en struiken, waaronder struikhei, dophei, sporkehout, braam, bosbes, sleedoorn, meidoorn, berk en wilg. De vlinder vliegt van begin april tot begin juni in één generatie. De mannetjes vliegen bij zonnig weer overdag in snelle vlucht en worden dan soms wel verward met dagvlinders zoals de kleine vos. De vrouwtjes vliegen ´s nachts en komen in kleine aantallen op licht af, gewoonlijk vroeg in de nacht. Soms worden ze overdag rustend aangetroffen. De rupsen zijn er van mei tot augustus. Ze leven eerst in groepen en zijn overdag vaak goed zichtbaar. De pop overwintert in een lichtbruine, stevige, papierachtige cocon. Deze heeft de vorm van een urn met rondom de nauwe opening een krans van rechtopstaande stekels om vijanden te weren. De cocon is iets boven de grond vastgemaakt aan plantenstengels. De eieren worden in groepjes afgezet en vastgehecht aan de waardplant.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto's: M. Schut; M. Pullen; B. Haasnoot, Vlindernet