Vleermuistellers tellen vlinders
De VlinderstichtingBericht uitgegeven door De Vlinderstichting [land] op [publicatiedatum]
Elke winter bezoeken vleermuisliefhebbers groeven, bunkers en kelders om daar jaarlijks de overwinterende vleermuizen te tellen. Naast vleermuizen komen ze hierbij ook vlinders tegen: sommige vleermuisliefhebbers tellen deze vlinders netjes en geven ze door. Dit jaar werden in de groeven van de Sint-Pietersberg de nachtvlinders roesje en hopsnuituil, en de dagvlinders dagpauwoog en kleine vos aangetroffen.
De mergelgroeven in Zuid-Limburg zijn bekend om de vele vleermuizen die er de winter doorbrengen. Jaarlijks bezoekt Willem Vergoossen de groeven van de Sint-Pietersberg en telt hoeveel vleermuizen er overwinteren. Tijdens die tellingen komt hij ook regelmatig vlinders tegen die dezelfde groeve hebben uitgekozen als overwinteringsplaats. Ook dit jaar heeft hij al weer geteld en meer dan honderd vlinders doorgegeven via waarneming.nl. Het gaat om twee soorten nachtvlinders en twee soorten dagvlinders. De meest talrijke is het roesje. Van deze prachtig gekleurde nachtvlinder vond hij maarliefst 74 exemplaren. Dat was iets meer dan vorig jaar, toen de teller op zeventig bleef steken, maar veel meer dan de 46 uit 2009. Het roesje is een gewone soort, die verspreid over het land voorkomt. Het zijn echt nachtactieve dieren dus je zult ze niet snel te zien krijgen, behalve als je ’s nachts met de zaklamp op zoek gaat bij rottend fruit of andere zoetigheid. Of je moet vleermuizen gaan tellen natuurlijk.
Een andere nachtvlinder die wel in de groeves wordt aangetroffen is de hopsnuituil, maar deze is veel schaarser dan het roesje. Dit jaar werden er drie gevonden, tegen negen in 2010 en maar één in het jaar daarvoor. Naast deze nachtvlinders werden ook twee dagvlinders gevonden. Van de vier echte vlinderoverwinteraars zijn er twee die binnenshuis, maar ook in groeven, bunkers en schuren overwinteren. Deze twee, dagpauwoog en kleine vos, zijn ook in de mergelgroeve van de Sint-Pieterberg aangetroffen. Van de dagpauwoog werden 22 vlinders geteld, precies evenveel als in 2010 en twee minder dan in het jaar daarvoor. Deze soort is dus heel stabiel. De andere, de kleine vos, laat een veel wisselender beeld zien. In 2009 werden er maar twee gezien, vorig jaar maarliefst elf en in 2012 bleef de teller steken op vijf vlinders. Kleine vos en dagpauwoog kunnen dus ook binnenshuis worden gevonden. Het is dan het beste om de vlinder voorzichtig tussen wijsvinger en middelvinger te nemen en hem buiten op een beschutte plek weg te zetten, bijvoorbeeld in een vlinderkastje. Kou is voor deze soorten geen enkel probleem, warmte wel.
Tekst: Kars Veling, De Vlinderstichting
Foto’s: Luc Knijnsberg, Kars Veling